Skip to main content

Overwegingen

Op deze pagina vind je overwegingen van pastor Herwi Rikhof. Hier kun je de inspirerende woorden uit de mis rustig nalezen en laten bezinken.

Overweging voor de 30ste zondag door het jaar 2025

De verleiding was groot. Te groot. In alle kranten kreeg de cd vijf balletjes en de recensies logen er
ook niet om. Dit was de nieuwe standaard uitvoering en ik ben gezwicht. De afgelopen dagen heb
ik, zoals ik gewend ben in deze weken voor Allerheiligen-Allerzielen, geluisterd naar die nieuwste
uitvoering van ein Deutsches Requiem van Johannes Brahms, zoals ik ook geluisterd heb naar
andere settingen van de mis voor de doden, van Mozart natuurlijk en van Verdi en van Faure, maar
ook van minder bekende componisten. Op vakantie kwam ik in een kapelletje met middeleeuwse
frescos. Op de achterwand een indrukwekkende dodendans en ik moest onwillekeurig denken aan
een onderdeel van het Requiem, de klassieke mis voor de doden: de sequentie dies irae, de hymne
vol dreiging, die ook dateert uit de middeleeuwen, de tijd van de pest en oorlog. Die sequentie wordt
niet door alle componisten op muziek gezet, niet door Brahms die ook niet de klassieke Latijnse
teksten op muziek zet, maar een eigen keuze van teksten uit de Schrift maakt, niet door Faure die
blijkbaar de tekst van het dies irae te dreigend vond. Met de liturgiehervormingen van het Tweede
Vaticaans Concilie is de sequentie uit de dodenmis verdwenen, omdat die sequentie teveel verkeerde
associaties en gevoelens kan oproepen en ook opriep en oproept: angst, wraak, straf en daarmee een
verkeerd beeld van God.

Wat in die liturgiehervormingen speelde, speelt ook voortdurend in de Schrift. Vandaag horen we
twee teksten waarin dat te proeven is: correcties van mogelijk verkeerde associaties in ons denken en
spreken over God. Misschien klinken die correcties vandaag nog wel luider dan gewoonlijk, omdat
het beeld dat gecorrigeerd wordt in de huidige politieke discussies een grote rol speelt. Het gaat om
het beeld van God als rechter. En alle discussies van de laatste tijd over onze rechtsorde, over de
samenstelling en functie van de Raad van State, over rechters die vanwege hun politieke
achtergrond politici van andere partijen zouden dwarsbomen enz. klinken dan mee. Laten we
daarom vandaag maar zo goed mogelijk met schone oren luisteren naar wat de Schrift ons te zeggen
heeft.

In de eerste lezing uit een van de zogenaamde Wijsheidsboeken uit het Oude Testament,
Ecclesiasticus of de wijsheid van Jezus Sirach, wordt God zonder omhaal van woorden ‘rechter’
genoemd en dat niet de enige tekst in het Oude Testament. Ook in het Nieuwe Testament speelt
God als rechter een rol: op de achtergrond bijvoorbeeld van de parabel die Jezus vandaag vertelt
over twee manieren van bidden. Die Farizeeër gaat niet gerechtvaardigd naar huis, die tollenaar wel.
‘Gerechtvaardigd’, dat roept rechter en oordeel op. De vorige week lazen we een ander stukje over
bidden. Toen vertelde Jezus een verhaaltje over een weduwe, die met haar gezeur toch een
onrechtvaardige rechter weet te bereiken, om iets te zeggen over de voortdurende bereikbaarheid
van God. En in de geloofsbelijdenis zingen we straks dat Christus zal komen om te oordelen
levenden en doden.

Bijna mijn hele leven als theoloog ben ik gefascineerd door het gebruik van beelden en taal in ons
geloof. In de kranten van dit weekend kwam ik een aantal stukken tegen over de rol van taal en
beelden in de politiek - framing heet dat - die het gewicht van die fascinatie onderstrepen. Het is
geen leuke hobby over ‘maar taal’, maar een belangrijke opdracht en dan niet alleen voor
professionals, maar voor iedereen. We kunnen niet zonder beelden, precies omdat ze allerlei
gedachten en gevoelens oproepen. Maar er it ook een problematische kant aan dat gebruik van
beelden. Is wat een beeld oproept, ook wat bedoeld wordt? Of nog problematischer: er zijn beelden
en woorden die bewust iets negatiefs oproepen. Van 'de grootste gratisbierbrouwer" tot
'palingpopulist'van 'kopvoddentax'tot 'heks' om maar een paar beelden uit de recente en minder
reccente politieke discussies te citeren.

Als je de teksten uit de Schrift die we vandaag gehoord hebben aandachtig leest, merk je dat daarin
dat problematische van het gebruik van beelden doorklinkt. In de eerste lezing die we net gehoord
hebben, is de schrijver, Jezus Sirach, zich blijkbaar van dat gevaar bewust, want in een adem voegt
hij aan ‘de Heer is een rechter’ toe dat bij deze rechter geen aanzien van persoon is, dat deze
rechter geen steekpenningen aanneemt. De lezing eindigt met dat 'de Rechtvaardige een oordeel
velt en recht verschaft’. Het beeld van God als rechter wordt meteen van eventuele negatieve
associaties ontdaan en wat er wel mee bedoeld wordt, wordt veilig gesteld.

De vorige week hebben we, zoals ik al zei, in het evangelie gehoord dat Jezus een contrast aanbrengt
tussen een onrechtvaardige rechter en God. Als die onrechtvaardige rechter al luistert naar die
zeurende weduwe, hoeveel te meer zal God dan luisteren naar mensen die tot hem bidden. Ook in
het evangelie van vandaag vindt zo’n correctie plaats en nu via het contrast farizeeër-tollenaar.

Oppervlakkig gezien is de farizeeër de goede, de tollenaar de slechte persoon in de parabel. De
farizeeër doet meer dan hij volgens de regels van het geloof verplicht is. Hij vast twee keer. Hij is
solidair met zijn medemensen, geeft geld. De tollenaar heult met de bezetter. Hij is een verrader en
oneerlijk, want hij zet mensen af. Dat is het oordeel dat wij, rechter of niet, zouden vellen. Maar
God oordeelt anders. God oordeelt niet naar het uiterlijke en het oppervlakkige, maar naar het
innerlijke, naar de intenties. Jezus zegt dat niet zo, maar hij doet dat wel via de manier waarop hij
die twee personen, de farizeeër en de tollenaar neerzet en ze laat bidden.

De farizeeër staat vooraan en recht op, zelfbewust én zelfvoldaan. Dat blijkt ook uit wat hij zegt, uit
hoe hij bidt. In het gebed gaat het om hem. Hij is zo vervult van zichzelf dat hij God niet dankt voor
wat God gedaan heeft, maar God subtiel te kennen geeft dat deze hem moet bedanken. De rollen
worden als het ware omgedraaid. De farizeeër is in de zaken van God voor zichzelf begonnen.

De tollenaar blijft achterin staan, gebogen, durft niet eens op te kijken, staat als het ware met lege,
smerige handen en hij weet dat maar al te goed. Hij klopt zichzelf op de borst, maar dan niet met
trots. Net als de farizeeër is hij zich van zichzelf bewust, maar dan wel van zijn tekortkomingen en
fouten. Hij kan alleen maar om genade vragen.

Waarom moet dat beeld van God als rechter gecorrigeerd worden?

Het antwoord op die vraag is, denk ik te vinden in de zinnen die Jezus toevoegt aan het verhaal.
“Wie zich verheft zal vernederd worden, wie zich vernedert zal verheven worden”. Die passie
formulering ‘zal verheven worden’, ‘zal vernederd worden’ is een eerbiedige manier om over God te
spreken: wie zich verheft zal God vernederen. Wie zich vernedert zal God verheffen. Doordat die
farizeeeër in de zaken van God voor zich zelf begonnen is, blokkeert hij God, staat hij God niet toe
God te zijn, staat hij God niet toe hem recht te doen. De tollenaar die met lege handen staat, staat
daarmee God wel toe God te zijn. De vraag die het verhaaltje oproept wordt zo duidelijk: blokkeren
wij God of staan we God toe God te zijn.

 

Overwegingen