Skip to main content

Overwegingen

Op deze pagina vind je overwegingen van pastor Herwi Rikhof. Hier kun je de inspirerende woorden uit de mis rustig nalezen en laten bezinken.

Overweging Preek voor Allerheiligen Allerzielen 2025

Het was wel een beetje riskant, vond ik, om in het Leerhuis op donderdagmiddag en
donderdagavond Augustinus’ commentaar op de bergrede te gaan lezen. De laatste jaren hebben we
heel verschillende teksten gelezen en daarbij de methode gebruikt die op de synodale bijeenkomsten
is ingevoerd. Eerst de tekst lezen, dan in stilte nog een door lezen, dan een voor een vertellen wat die
tekst met je gedaan heeft: wat vind je mooi, wat herken je, wat begrijp je niet, waar ben het niet mee
eens. Niet discussiëren, maar naar elkaar luisteren. De teksten die we gelezen hebben waren ofwel
documenten uit dat synodale proces, of teksten uit de H. Schrift al dan niet in verband met de
pelgrimages naar Jordanië en Griekenland. Maar een commentaar lezen van een kerkvader
Augustinus op een niet al te makkelijke tekst uit de Schrift, de Bergrede, is dat niet te veel van het
goede?

Maar ik heb het risico genomen en na de eerste bijeenkomst was duidelijk dat ik niet bang had
hoeven te zijn. De tekst van Augustinus riep natuurlijk wel vragen op maar bleek ook toegankelijk
en vooral inspirerend. We zijn begonnen met zijn commentaar op de zaligsprekingen, het begin van
de Bergrede, de tekst die we net ook gehoord hebben. Augustinus geeft eerst een commentaar
zaligspreking na zaligspreking, een beetje zoals wij dat ook doen als we die tekst lezen of horen. Wat
betekent ‘arm van geest’, wat wordt bedoeld met ‘hongeren en dorsten naar gerechtigheid’, wie zijn
‘zuiver van hart’. Een paar jaar geleden toen we de Bergrede ook in een groep gelezen hebben was
dat wat we gedaan hebben. Maar dan gaat Augustinus een stap verder en het was die stap die voor
de meesten van de aanwezigen verrassend en inspirerend was.

Wat Augustinus dan doet is namelijk die zaligsprekingen zien als een proces dat iemand door kan
maken of zelfs door moet maken wil die christen zijn. Elke zaligspreking is een trede. Augustinus telt
zeven treden, de achtste is dan weer de eerste, - in beide wordt verwezen naar het rijk der hemelen -
en dat maakt het proces van de zaligsprekingen tot een voortdurend proces. Dat is al verrassend, dat
die zaligsprekingen een voortdurend proces zijn, maar het is ook een proces is dat als het ware
persoonlijk en innerlijk wordt.

Ik heb de zaligsprekingen altijd begrepen als een reeks wat dwarse idealen, als waarden en normen
die toen en nu niet overeenkomen met wat in de maatschappij als waarden en normen worden
gezien. Bijvoorbeeld die treurenden. We weten dat er in maatschappijen bepaalde periodes van
rouw bestaan. Deze week werd bijvoorbeeld gemeld dat het hof in Thailand een jaar rouw in acht
neemt vanwege het overlijden van de oud-koningin. Ik herinner me ook dat mijn oma altijd zwart
droeg. Maar ik weet ook dat mensen vaak te horen krijgen na het overlijden van een geliefde of na
een ongeluk: ben je er nog niet over heen? Treuren past niet in onze maatschappij. Kijk maar naar
de reclame of naar die AI posters van bepaalde politieke partijen. Of bijvoorbeeld de barmhartigen.
We zijn al lang blij dat in onze maatschappij sprake is van een rechtstaat. Als je beelden uit andere
delen van wereld ziet of verhalen hoort over hoe elders en misschien ook wel hier de rechtstaat
beetje bij beetje ondermijnd wordt, realiseer je hoe kostbaar het is wanneer in een maatschappij niet
het recht van de sterkste overheerst. Maar barmhartigheid gaat nog een stap verder. Willen we dat,
kunnen we dat als maatschappij?

Maar wanneer je leest, zoals Augustinus leest, blijft het niet bij idealen of waarden die botsen met
wat we in onze maatschappij ervaren, blijft het niet bij een min of meer politieke analyse die toch
wat buiten ons blijft, maar gaat het om een proces dat we in onszelf kunnen waarnemen en tot stand
kunnen brengen. Dat laatste is belangrijk. Ik zal nu niet stap voor stap Augustinus’ vise gaan
weergeven, maar wel iets zeggen over het begin en het eind, dat wil zeggen over eerste trede, over
de armen van geest en over de zevende trede, over de vrede-brengers.

Het begint met ‘arm van geest’ te zijn, dat betekent niet opgeblazen zijn, zegt Augustinus. En bij
zijn uitleg van die eerste zaligspreking speelt hij met het woordje ‘geest’ dat ook wind kan betekenen.
Armen van geest zijn geen windbuilen, vertaal ik maar. Arm van geest ben je, als je je ‘ik’ niet de
weg laat zitten. Van paus Franciscus wordt verteld dat hij elke dag een gebed van Thomas More
bad. Thomas More die de rechterhand werd van koning Hendrik VIII, maar die onthoofd werd
omdat hij niet meeging met de plannen van de koning om zich te laten scheiden van zijn vrouw. In
dat gebed komt de volgende zin voor die mooi aansluit bij wat Augustinus zegt over armen van geest
Geef me een ziel die geen verveling kent, mopperen, zuchten en klagen,
en ook geen overdreven druk, vanwege dat ‘ik’ dat altijd in de weg zit.

Dat ik dat altijd in de weg zit’, dat dikke ‘ik’. Schrijft Thomas More dat als een man die veel macht
heeft en die ontdekt hoeveel die macht aan invloed op hem kan uitoefenen? Bad paus Franciscus dat
omdat hij paus was, als een soort waarschuwing? Misschien, maar ik denk dat het dieper gaat, dat
die dikke ‘ik’ niet alleen iets is van mensen met macht, of het nu de rechterhand van een koning is of
een paus, maar ook van ‘gewone’ mensen, van ons, zeker nu wij in een samenleving leven waar het
‘ik’ zo belangrijk is. De vorige week hebben we een klein verhaaltje van Jezus gehoord over twee
mensen die in de tempel gaan bidden, een tollenaar en een Farizeeër. Het gebed van die Farizeeër
gaat eigenlijk om hem, om hoe goed hij is en hoeveel hij presteert. De tollenaar staat met lege
handen. Door dat gebed blokkeert die Farizeeër God. Wanneer je met lege handen durft te staan,
zoals die tollenaar of zoals we straks vlak voor de communie zeggen, als je durft te zeggen dat we
niet waardig zijn, dan kan God die handen vullen figuurlijk en letterlijk., straks bij de communie.
Arm van geest is met lege handen durven staan. Alleen dan kan dat proces van de zaligsprekingen
beginnen.

Het eindigt met de vrede-brengers, die kinderen van God genoemd worden. Waar denken we aan
als we vrede-brengers horen? Aan mensen die vinden dat ze de Nobelprijs voor de vrede verdienen?
Wanneer Augustinus een eerste commentaar geeft op deze zaligspreking, heeft hij over de mens die
in zichzelf vrede heeft, die zijn emoties en verlangens op orde heeft, die welbewust leeft en zich niet
als een beest gedraagt. Er is een formulering van Huub Oosterhuis uit een van zijn gebeden die ons
misschien hier verder kan helpen, en die dat tweede gedeelte van de zevende zaligspreking kan
invullen: kinderen van God. Ik kom op die formulering omdat Augustinus zegt dat kinderen toch
zeker op de Vader horen te lijken. Oosterhuis formuleert het zo: ‘om voor elkaar zo goed als God te
zijn’.

We gedenken vandaag mensen die ons zijn voorgegaan en die dat ‘zo goed als God te zijn’ op hun
manier hebben voorgedaan. We kunnen dus dankbaar zijn.

Overwegingen