Skip to main content

Overwegingen

Op deze pagina vind je overwegingen van pastor Herwi Rikhof. Hier kun je de inspirerende woorden uit de mis rustig nalezen en laten bezinken.

Overweging voor de 15de zondag door het jaar 2025

Inleiding

Vandaag horen we een van de bekendste parabels van Jezus: de parabel van de Barmhartige
Samaritaan. Het is een parabel waar veel over te zeggen is, en ik heb in de loop der jaren er vaak
over gepreekt. Deze week nog bij een huwelijk en dat was niet de eerste keer dat deze parabel bij
een huwelijk gelezen werd. Over de jaren is mij duidelijk geworden dat de kern van die parabel zit
in de subtiele correctie die Jezus doorvoert. De schriftgeleerde stelt hem de vraag wie zijn naaste is,
alsof het vast ligt, alsof het een kwestie van postcode is. Na het verhaal stelt Jezus opnieuw te vraag
maar met twee kleine subtiele veranderingen die ongelooflijk vergaande consequenties hebben: hij
vraagt niet wie de naast is, maar wie de naaste geworden is en hij verandert het perspectief: niet wie
is mijn naaste, maar wie is de naaste geworden van dat slachtoffer. Dat punt heb ik in al die preken
gemaakt, ook op deze 15de zondag jaren geleden en ik wil niet in herhaling vallen.
Ik zal ook niet over die parabel preken, omdat ik, wanneer ik er echt over zou gaan preken, ik niet
buiten de politiek kan blijven. Blijkbaar zijn er politici, niet alleen in de VS maar ook in ons eigen
land die deze belangrijke parabel niet kennen, maar zich wel menen te kunnen beroepen op de
christelijke traditie of zich zelfs christelijk noemen. Deze preekstoel is niet een politiek
spreekgestoelte en dat wordt het wel als ik me op die concentreer op die parabel. Dus dat laat ik aan
u zelf over.

Preek

“We komen opa bezoeken”. Dat zei een mevrouw met een paar kinderen die de kerk in kwam op
een middag dat de kerk als onderdeel van het Grootste Museum open was. Het was nog in de tijd
dat Toon Rabou leefde en de gids tegen wie die mevrouw dat zei dacht dat ze voor Toon kwamen.
Maar dat was niet het geval, ze kwamen naar de kapel van Paulus kijken, omdat haar opa model
had gestaan voor Paulus die daar voor de poort van Damascus van zijn paard valt. Piet Gerrits heeft
in de koepel de tekst geschilderd die Paulus dan hoort: Saul, Saul waarom vervolgt gij mij. Dat
verhaal en die vraag heb ik vaak heb gehoord en gelezen, maar de laatste tijd is mij pas opgevallen
hoe vreemd die vraag is. Saul Saul waarom vervolgt gij mij? Maar Saul, Paulus is niet naar
Damascus gekomen om Jezus te vervolgen, maar om de leerlingen van Jezus te vervolgen. Jezus was
al ter dood veroordeeld en ter dood gebracht. Waarom dan toch die vraag: “waarom vervolg je
mij?”

Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar het antwoord op die vraag ligt misschien in de tekst die we
net hebben gehoord, dat fragment aan de brief aan de Kolossenzen, waarin Paulus opmerkt dat
Christus Jezus ook het hoofd van het lichaam is dat de kerk is. Het is niet de enige keer dat Paulus
het beeld van het lichaam voor de kerk gebruikt, maar wel de enige keer dat hij het niet echt
uitwerkt. Dat doet hij wel in de brief aan de Korinthiers en in de brief aan de Romeinen. En dat is
niet vreemd: dat hij dat beeld, die metafoor van de kerk als lichaam, uitwerkt. Want als je zo’n beeld
gebruikt, zo’n metafoor hoort, gebruik je iets, hoor je iets dat voor verschillende uitleg vatbaar is.
Dat was voor mij de aanleiding om met mijn promotie onderzoek te beginnen naar het gebruik van
metaforen, naar beelden voor de kerk.

De concrete aanleiding was dat in het belangrijke document van het Tweede Vaticaans Concilie
over de kerk voor het eerst in een officieel kerkelijk document een veelheid van beelden wordt
gebruikt voor de kerk. Lichaam van Christus, volk van God, tempel van de heilige Geest. Maar die
veelheid van beelden was niet het enige dat vragen opriep, ook de soms onbewuste voorkeur voor
een van die beelden. De boodschap die bisschop Bekkers uit te Concilie trok was dat de kerk het
volk van God onderweg is. Een beeld dat aansloeg zoals bleek uit de populaire Pax Christi
voettochten in ons bisdom, een beeld dat ook aansloeg vanwege de grote maatschappelijke
veranderingen in de eind zestiger jaren, waarin ‘het volk’ zich op allerlei manieren verzette tegen de
gevestigde autoriteiten. Maar precies die, als ik dat zo mag zeggen politieke, democratische vertaling
van volk, riep vragen op. Kun je dat beeld van het volk van God voor de kerk wel zo politiek
verstaan?

Toen ik de geschiedenis in dook, met name de periode voor het Tweede Vaticaans Concilie, merkte
ik al snel dat in die periode het beeld van het lichaam het beeld was wat het denken over de kerk
domineerde, maar merkte ik ook al snel dat dat beeld net zo politiek werd gebruikt als volk van God
later. Dat beeld van het lichaam werd gebruikt voor een kerk als een soort coöperatie met tamelijk
totalitaire verhoudingen en het riekte ook naar het fascisme dat toen in verschillende Europese
landen populair was. Paus Pius XII schrijft in een encycliek over de kerk als het mystieke lichaam
van Christus dat het om volstrekt ongelijke ledenmaten gaat, hiërarchisch, top down gestructureerd.
Dat gebruik, dat misbruik van beelden riep bij mij een gevoel van cynisme op en met dat woord ben
ik, volgens goed kerkelijk gebruik, ook de inleiding van mijn proefschrift begonnen. Cynisme. Daar
wilde ik het niet bij laten.

Gaandeweg mijn werk aan mijn proefschrift werd mij duidelijk hoe belangrijk en ook hoe
noodzakelijk beelden zijn, in het algemeen en ook in gelovige spreken, maar ook hoe belangrijk en
noodzakelijk het is duidelijk te hebben wat je kader is waarbinnen je die beelden verstaat. Als je dat
niet hebt, worden die beelden eerder illustraties bij een al vaststaande visie in plaats van dat die
beelden je aan het denken zetten en nieuwe, onverwachte of uitdagende inzichten opleveren.

Op het feest van Petrus en Paulus heeft het secretariaat dat het wereldwijde synodale proces
begeleidt een fors document (27 pagina’s) gepubliceerd waarin duidelijk is dat de huidige paus Leo
het beleid van zijn voorganger Franciscus wat betreft de hervorming van de kerk wil voorzetten. Het
gaat om wegen die we de komende drie jaren moeten onderzoeken, wegen om wat in de synode van
oktober van het vorig jaar besloten werd - gedeelten van die tekst hebben we ook in het Leerhuis
gelezen - concreet te maken, wegen om een synodale kerk te worden op alle niveau’s.

Ik heb het document tamelijk vluchtig doorgelezen en al gezien dat hoewel de term ‘lichaam van
Christus’ niet voorkomt,- Volk van God wel - wat Paulus in zijn uitleg van dat beeld in zijn
verschillende brieven aangeeft, wel voorkomt en zelfs een belangrijk element is dat denken over de
synodale kerk. Zo wordt er verwezen naar een opmerking van paus Johannes Paulus II dat eenheid
van de kerk geen uniformiteit betekent, maar een organische mix van verscheidenheid. Een echo
van wat Paulus zegt dat het lichaam niet uit éen oor of eén oog bestaat, maar uit verschillende
ledematen met verschillende functies en capaciteiten, uit verschillende ledematen die elkaar nodig
hebben. (vgl. 1 Kor 12, 12-27). Zo wordt er ook verwezen naar een opmerking uit dat slotdocument
van vorig jaar waarin synodaliteit een ‘constitutieve dimensie’ wordt genoemd van de kerk genoemd
wordt, dus een wezenlijk onderdeel en daarbij wordt herinnerd aan de medeverantwoordelijkheid
van alle gedoopten, mannen en vrouwen. Een echo van wat Paulus zegt dat we elkaars
lichaamsdelen zijn (vgl. Rom 12, 4-8), en dat we door de doop in de Geest een lichaam geworden
zijn ongeacht onze afkomst of maatschappelijke positie (vgl 1 Kor 12,13).

In de tekst die we vandaag hebben gehoord zegt Paulus dat Jezus het hoofd is van het lichaam. Zoals
gezegd, legt hij dat niet echt uit, maar in een andere brief merkt hij wel op dat het hoofd niet tot de
voeten kan zeggen ik heb je niet nodig (1 Kor 12, 21). Maar hij zegt niet het omgekeerde, dat doet
hij wel bij oog en oor. Niet zonder reden, denk ik, want als je over dat beeld van het lichaam
nadenkt en je concentreert op de functie van het hoofd, kun je opmerken dat onder alle ledematen
het hoofd toch wel een aparte plaats heeft. Terwijl we weten dat mensen een been kunnen verliezen,
of een hand, of zelfs een oog en dan toch kunnen leven en zelfs sporten, weten we ook dat niet kan
zonder hoofd. Natuurlijk heeft het hoofd ledematen nodig en hebben ledematen het hoofd nodig,
maar in die wederzijdse, wederkerige noodzaak kun je wel een eerste aan geven, of een hoger. Dat
doet Paulus ook: Christus is de oorsprong, de eerste van die van de dood is opgestaan. Wij kunnen
volgen.

Hoewel met DNA uit welk lichaamsdeel dan ook de identiteit van iemand kan worden vastgesteld,
de gewone manier van identificeren is toch een portret. Bij een uitvaart staat dan ook vaak een
portret foto op de kist en op het gedachtenis prentje. De identiteit van het lichaam van Christus
wordt, zo bezien, bepaald door het hoofd. De kerk is niet zomaar een lichaam, maar het lichaam
van Christus, en de functie van de ledematen van dat lichaam dat de kerk is, wordt bepaald door het
hoofd, Christus.

Het is meer dan aardig dat kerkvaders de parabel over de barmhartige samaritaan christologisch
lezen, lezen als een verhaal over Jezus Christus. Hij is de Barmhartige Samaritaan. Deze
Barmhartige Samaritaan is het hoofd van de kerk, hij bepaalt onze identiteit.

Overwegingen