Skip to main content

Overwegingen

Op deze pagina vind je overwegingen van pastor Herwi Rikhof. Hier kun je de inspirerende woorden uit de mis rustig nalezen en laten bezinken.

Overweging 2de zondag van de veertigdagen tijd 2025

Inleiding
In deze veertigdagentijd staat de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel centraal. De vorige
week zijn we begonnen met ‘ik geloof in’, ‘wij geloven in’. Vandaag komen ‘wij’ weer aan bod, in
een klein zinnetje dat heel het handelen van God Vader Zoon en Geest in een bepalend perspectief
plaatst: ‘omwille van ons en omwille van ons heil’.

Door die aandacht krijgen de twee verhalen die we vandaag horen een bepaalde diepte. Eerst horen
we het verhaal van God die met Abram een verbond sluit en hem zo toekomst geeft. Abram die wij
beschouwen als de vader van ons geloof. Dan horen we, zoals altijd op de tweede zondag, het
verhaal van de gedaanteverandering op de berg Tabor. We horen net als de leerlingen op die berg
de stem uit de hemel die ons zegt te luisteren naar zijn Zoon. In de geloofsbelijdenis staat dat
perspectief van heel het handelen van God, Vader, Zoon en heilige Geest in het gedeelte over de
Zoon. Laten we goed naar hem luisteren.

 

Preek
Misschien wel een beetje vreemd: nu al iets te zeggen over Witte Donderdag. Ik doe dat niet omdat
we hier in de kerk van het Laatste Avondmaal zitten en we onder een afbeelding van dat Laatste
Avondmaal binnen gekomen zijn. Ik doe dat omdat we in deze veertigdagen tijd ons voorbereiden
op het sacrum triduum zoals de belangrijke dagen van de Goede Week wel genoemd worden. De
heilige drie dagen: Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Pasen. En in de viering van Witte
Donderdag zit iets dat ons kan helpen dat zinnetje uit de geloofsbelijdenis , ‘omwile van ons en
omwile van ons heil’ te begrijpen.

Ik heb het altijd een intrigerende beslissing gevonden dat de Kerk op Witte Donderdag als evangelie
niet een verhaal over het Laatste Avondmaal heeft gekozen, maar een verhaal dat als het ware
daaraan vooraf gaat: het verhaal van de voetwassing. Misschien is ‘altijd’ wel wat sterk uitgedrukt.
Als kind vond ik dat helemaal niet zo vreemd en ook wel mooi, zeker als die voetwassing ook echt
gebeurde zoals later op het klein seminarie. Maar toen ik theologie ging studeren, ontdekte ik dat in
het evangelie van Johannes het verhaal van de voetwassing niet zozeer een verhaal vóór het Laatste
Avondmaal is als wel het verhaal ván het Laatste avondmaal. Geen verhaal over Jezus die brood en
wijn zegent en uitdeelt, geen verhaal over Jezus die zegt, “dit is mijn lichaam’, “dit is mijn bloed”,
geen verhaal over Jezus die zijn leerlingen vraag hem zo te gedenken.

Dat roept natuurlijk allerlei vragen op naar de visie van de evangelist Johannes, die in zijn evangelie
wel vaker andere accenten legt en andere verhalen vertelt dan Mattheus, Marcus en Lucas in hun
evangelies. Meestal zijn dat soort vragen tamelijk technische vragen, vragen voor experts, vragen
voor theologen en exegeten. Maar wanneer de Kerk die visie van Johannes overneemt in de liturgie,
wanneer de Kerk op Witte Donderdag het verhaal van de voetwassing als evangelie kiest en niet het
verhaal dat we tijdens elke eucharistie viering in het kort terug horen, is dat iets dat ook voor
gewone gelovigen van belang is. ‘We bidden zoals we geloven, we geloven zoals we bidden’ zoals een
oud adagium luidt. De liturgie raakt onze spiritualiteit raakt, onze geloofsbeleving en in die zin
intrigerend. Waarom dit verhaal op Witte Donderdag als evangelie, als goede boodschap ?

Een goede vraag, want het verhaal van de voetwassing is een ongemakkelijk verhaal, een
verontrustend verhaal. Wij kennen het en dan valt dat niet meer zo op. Maar Petrus laat in zijn
afwijzende reactie - hij wil niet dat Jezus zijn voeten wast - zien hoe ongemakkelijk, hoe
verontrustend het is wat Jezus daar doet. Petrus lijkt op mensen die wij waarschijnlijk wel herkennen, omdat we ze meemaken in onze familie, omdat we het misschien zelf meemaken. Petrus
lijkt op mensen die merken dat ze niet meer voor zichzelf kunnen zorgen, maar aangewezen zijn op
gezinshulp. Petrus op mensen die merken dat ze verzorgd moeten worden, opgenomen moeten in
een verzorgingshuis of verpleegtehuis, mensen die gewassen moeten worden en verschoond. En dat
gaat nooit zomaar, dat gaat nooit gemakkelijk, want niemand van ons wil zijn of haar
onafhankelijkheid kwijt. ‘Ik heb het altijd gered, waarom nu niet meer?’ Ik heb altijd voor mijn man
kunnen zorgen, waarom nu niet meer?’. ‘Ik heb altijd voor anderen gezorgd en nu ?’. Wanneer je dit
van dichtbij meemaakt, in je familie, bij je ouders, bij vrienden, dan merk je ook hoe sterk in jezelf
dat verlangen is om zelfstandig te zijn en te blijven, om niet afhankelijk te worden. Dat gevoel, dat
diepmenselijke verlangen om het zelf te doen, dat is wat Petrus naar voren brengt in zijn weigering
om geholpen te worden, zijn voeten te laten wassen: het verlangen om het zelf te doen en het zelf te
kunnen.

Zelfredzaamheid is dan ook een ideaal dat niet alleen gepropageerd wordt door een regering die wil
bezuinigen, maar het is eerlijk gezegd ook een ideaal dat aanspreekt. Een ideaal dat door
omstandigheden als ouder worden, ziek en zwak zijn misschien niet meer volledig gerealiseerd kan
worden, maar dat toch als ideaal overeind blijft, omdat het zo diep in ons zit. Goed, als kinderen
zijn we nog niet zelfredzaam en als 80 of 90+ niet meer helemaal of helemaal niet meer
zelfredzaam, maar daar tussen in is het wel het ideaal: zelfredzaamheid

Maar dat zinnetje in de geloofsbelijdenis, ‘omwille van ons en omwille van ons heil’, plaatst bij dat
ideaal van zelfredzaamheid een vraagteken, sterker nog, stelt dat ideaal van onder fundamentele
kritiek. Zelfredzaamheid kan gelovig gezien geen ideaal zijn, mag gelovig gezien geen ideaal zijn,
omdat dan God geblokkeerd en buiten gesloten wordt, omdat je dan een verbond tussen God en ons
onmogelijk maakt.

Jezus gaat met een paar leerlingen, die op beslissende momenten altijd bij hem zijn, de berg op. Om
te bidden, voegt de evangelist Lucas er nadrukkelijk toe. Om te bidden, om raad en hulp te vragen
aan zijn Vader. Mozes en Elia de twee grote figuren uit het Oude Testament, die keer op keer met
God verkeerd hebben om te ontdekken wat ze moeten doen als leider en profeet, verschijnen aan
Jezus. We horen dat ze met hem praten over zijn heengaan in Jerusalem, maar wat ze precies
daarover zeggen horen we niet. Ik kan niet aan de indruk ontkomen dat ze hem vanuit hun eigen
ervaring raad geven. In het evangelie van Lucas staat iets verder wel dat Jezus ‘vastberaden’ optrekt
naar Jerusalem. We weten het natuurlijk niet zeker waar die vastberadenheid vandaan komt, maar
het lijkt me dat de ervaring op de berg, dat gesprek met Mozes en Elia hier mee te maken heeft.
Jezus heeft zijn Vader hulp gevraagd en hij heeft het gekregen via die twee grote figuren uit de
geschiedenis van God met zijn volk, die twee mensen die ook telkens hulp hebben gevraagd en
gekregen hebben.

Jezus Christus gaat in de kracht van zijn leven de berg op om te bidden, om zijn Vader om hulp te
vragen. Die biddende Jezus is de basis voor dat zinnetje in de geloofsbelijdenis: omwille van ons en
omwille van ons heil.

Overwegingen