Overwegingen
Op deze pagina vind je overwegingen van pastor Herwi Rikhof. Hier kun je de inspirerende woorden uit de mis rustig nalezen en laten bezinken.
Overweging 28e zondag van het jaar
Vroeg of laat wordt die vraag gesteld, meestal door een sportjournalist. De vraag: wat ging er door je heen? Het is zelfs de titel geworden voor een boek over sport journalistiek. De bedoeling van de vraag is dan niet dat de hardloopsters of voetballer een diepe gedachte formuleert over politiek of economie, maar haar of zijn gevoelens verwoordt. Geen rationele argumenten voor of tegen, maar emoties. Nu zijn emoties ook belangrijk in ons leven. Ze begeleiden bijna alles wat we doen of laten, soms wat verborgen en op de achtergrond, soms openlijk en bepalen ze de voorgrond. Deze week zei iemand tegen mij: jij bent hier echt kwaad over hè. Ik had helemaal niet gezegd dat ik er kwaad over was, maar blijkbaar klonk dat toch door in mijn stem en sprak het uit mijn gezicht. Ik moest weer denken aan een voorval tijdens een werkcollege. Wij studenten zaten te luisteren naar de professor, toen hij zijn betoog onderbrak en ineens tegen mij zei, “mijnheer Rikhof” – dat was de tijd waarin wij ‘u’ zeiden tegen de professor en de professor ons bij onze achternaam aansprak – “mijnheer Rikhof, u vindt dit onzin of niet”. “Ja professor” zei ik. “Wilt u het dan niet zo duidelijk laten merken” was zijn reactie. Ik had niets gezegd maar mijn body-language was blijkbaar duidelijk genoeg.
Het gebeurt niet zo vaak dat we in het evangelie iets expliciets horen over de emotie van mensen die iets meemaken, van Jezus, van de leerlingen, van de Schriftgeleerden of Farizeeërs, of van andere mensen. Soms wel een glimp, maar vandaag heel expliciet. Jezus kijkt de man met wie hij in gesprek is liefdevol aan. En het woord dat voor kijken gebruikt wordt is ook een sterk woord, meer dan kijken intensief of goed bekijken. Waarom staat dat liefdevol er zo nadrukkelijk bij? Wat gebeurt er in die ontmoeting? Kunnen wij iets van die ontmoeting leren?
Het begint meteen al een beetje vreemd, overdreven, haast een man die Jezus iets wil vragen en zich op de knieën werpt. In het evangelie van Marcus gebeurt dat wel een paar keer, dat iemand zich op de knieën werpt, maar dan gaat het om iemand die ziek is en genezen wil worden (vgl. 1,40). Maar hier gaat het om een gesprek, preciezer, om een leergesprek. Hij spreekt Jezus ook aan met de titel didaskalos, leraar, docent, meester in onze vertaling. En als je kijkt naar de structuur van het gesprek is het een echt leergesprek zoals dat in scholen plaats vond toen en in de eeuwen daarna. Een student stelt een vraag, de docent geeft een reactie, stelt een tegenvraag, daarop antwoordt de leerling en daarop antwoordt de docent weer.
Behalve dat op de knieën vallen is er nog een signaal dat dit leergesprek niet een gewone discussie is: de man noemt Jezus niet alleen ‘leraar’ maar ook ‘goede leraar’. En dat is ongewoon. Dat blijkt ook uit de reactie van Jezus: “waarom noem je mij goed” en voegt daar aan toe “alleen God is goed”. Hoe versta je die reactie?
Als een soort waarschuwing: verwacht van mij geen speciale leer, geen nieuwe inzichten, extra geboden. Daarom verwijst Jezus voor zijn antwoord ook naar de bekende geboden. Het antwoord op de vraag naar het eeuwige leven is dus geen nieuw antwoord maar het bekende antwoord. Deze uitleg die veel exegeten geven vind ik te gemakkelijk, te oppervlakkig en verklaart naar mijn idee ook niet echt dat Jezus hem ineens liefdevol aankijkt.
Ik denk dat er iets van irritatie door klinkt in Jezus opmerking. Jezus schat die man op basis van zijn vraag niet zo hoog in. Ik bedoel dat hij hem inschat als iemand die een vraag stelt om aandacht te vragen, als iemand die eerder een luxe probleem heeft dan dat hij met een echte vraag worstelt. En Jezus laat dan zijn irritatie doorklinken in die vraag: waarom noem je mij goed, alleen God is goed. En in zijn antwoord klinkt in het lijstje met geboden ook zoiets door van vragen naar de bekende weg, haast een standaard antwoord.
Maar misschien vergist Jezus zich op het eerste gezicht en zou hij vanwege die knieval en dat ‘goede leraar’ die man serieus moeten nemen, en inzien dat hij een echte vraag heeft. Er staat niet bij hoe oud hij is, misschien is hij nog jong en vraagt hij zich af wat hij zal doen met zijn leven, misschien is hij rond de veertig, mid-life crisis en vraagt hij zich af of dit nu alles is, misschien is hij oud, heeft hij teruggekeken op zijn leven en vraagt hij zich af, heb ik het nu wel goed gedaan? Die vraag naar het eeuwige leven is een vraag die op elk moment van het leven gesteld kan worden, kunnen wij op elk moment van ons leven stellen. Die vraag naar het eeuwige leven kan ook opgeroepen worden door wat om je heen gebeurt, de overgang naar de herfst en de herfststormen, ziektes en sterfgevallen, de politieke ontwikkelingen, de oorlogen. Geen luxe-vraag dus, wat de man betreft, en misschien ook wat ons betreft. Wanneer hij dan een antwoord geeft op Jezus’ antwoord waarin Jezus verwijst naar de bekende geboden, klinkt dat serieuze door. Hij neemt zijn geloof serieus, hij neemt God serieus. Dat herkent Jezus ineens, kijkt hem goed aan, kijkt hem liefdevol aan.
Jezus kijkt die man dus goed aan, kijkt hem liefdevol aan en maakt dan een opmerking waardoor die man ontdaan en ontstelt Jezus verlaat. Wat heeft die opmerking met die liefdevolle blik te maken?
Misschien dit. In de manier waarop de man de vraag stelt naar het eeuwig leven klinkt iets door dat Jezus treft en waar hij omdat hij die vraag herkent als een echte vraag en omdat hij de man sympathiek vindt die man op wil wijzen. Als hij de man niet sympathiek had gevonden, had hij daar niet op gewezen, had hij zijn schouders opgehaald en was verder gelopen. Herkenbaar denk ik. Wanneer iemand belangrijk voor je is, wanneer je van iemand houdt, dan kun je ook, moet je ook – zeker zo nu en dan – kritische vragen durven stellen. Niet om die ander af te breken of te kleineren, maar om die andere op te bouwen en verder te helpen. En precies dat doet Jezus hier.
Jezus merkt op dat de man de vraag naar het eeuwige leven stelt, zoals hij – bewust of onbewust- in het leven staat: “wat moet ik doen om het eeuwig leven te verkrijgen?” Een vraag met drie verschillende accenten: wat moet ik , wat moet ik doen, wat moet ik doen om te verkrijgen. En die verschillende accenten wijzen op een bepaalde egocentrische levenshouding. Natuurlijk is het niet vreemd om te vragen naar ‘ik’. Het gaat per slot om zijn leven, zijn eeuwige leven. Maar het is wel tekenend dat die ‘ik’ letterlijk het onderwerp is: het gaat om hem en het gaat van hem uit. Hij is in controle, of wil in controle zijn. En hij vraagt wat hij moet doen, om een bepaalde activiteit het het doel iets te bezitten te hebben
Ik denk dat Jezus met die slotopmerking de man niet weg wil jagen, maar wel iets wezenlijks wil verduidelijken rond het eeuwig leven, iets wezenlijks dat met zijn levenshouding samenhangt, iets wezenlijks dat die sympathieke man over het hoofd ziet. En ik pak nu even erbij wat Jezus zegt nadat die man vertrokken is tot zijn leerlingen: hoe moeilijk het is voor mensen met geld het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Ik denk dat het niet zozeer om rijkdom gaat, over hoeveel geld iemand heeft, maar om een bepaalde houding.. Ik denk dat omdat de leerlingen zeggen: wie kan dan nog dat rijk binnen komen? En de leerlingen zijn nou niet bepaald rijke mensen. Ik denk dat vooral omdat Jezus afsluit met een opmerking waarin hij het perspectief verandert. Niet in de macht van mensen, wel in de macht van God: die kan het je geven. Of als ik die vraag van die sympathieke man erbij haal: eeuwig leven kun je niet verkrijgen, daar kun je niet van alles voor doen, maar je kunt het wel krijgen, je moet er voor open staan.
Het eeuwige leven is een leven dat ieder van ons kan krijgen, het leven met de Eeuwige is voor ieder van ons mogelijk als we er open voor staan, als we met lege handen in het leven durven te staan. Daarom is het zo’n mooi gebaar wanneer we straks onze hand ophouden om het lichaam van Christus te ontvangen.