image002

Catechese voor jong en ouder

Van Bijbelbende tot Leerhuis, het catecheseprogramma dat na de zomervakantie begint is klaar.

In de kerk hangt een poster met een overzicht en data van alle activiteiten.

Er liggen ook flyers, als je de QR code scant krijg je het overzicht ook te zien.

Fijne vakantie! We zien elkaar daarna!

20240714_105830

Preek voor de 15de zondag door het jaar 2024 Cenakelkerk

Herwi Rikhof

 

Amos 7,12-15 Mc. 6,7-13

‘Ga goed voorbereid op reis’ was de boodschap in een mail van mijn zorgverzekeraar, compleet met tips zoals alle belangrijke nummers op je mobiel opslaan en een aansporing een app te downloaden waar door je gemakkelijk toegang hebt tot de Europese zorgpas. Als lid van de ANWB kreeg ik ook een mail over een nieuw elektronisch tolsysteem in Frankrijk en in welke landen een vignet verplicht is. Meestal krijg ik rond deze tijd ook wel een mail van het Kruidvat of ander kruidvat over wat ik allemaal mee moet nemen aan crème voor, tijdens en na de zon. In een van mijn kranten stond een lijst van boeken die ik mee zou moeten nemen, maar de stapel in mijn kamer is al groot genoeg. Reisadviezen, verschillende reisadviezen, adviezen die in deze vakantie tijd horen, adviezen die in deze vakantietijd van pas komen.

 

Jezus geeft aan zijn leerlingen, wanneer hij ze op pad stuurt ook reisadviezen mee: geen voedsel, geen reiszak, geen kopergeld, geen dubbele kleding, wel een stok, wel sandalen en blijven waar je ontvangen wordt. Een tamelijk radicaal reisadvies: geen rugzak, geen extra kleding. Als ik de beelden op Schiphol weer zie denk ik: dat radicale advies hebben zíj duidelijk niet opgevolgd. En als ik straks op vakantie ga, neem ik wel dubbele kleding mee en ook een betaalpas.

Nu kun je zeggen: dat radicale reisadvies is ook niet voor ons als vakantiegangers bedoeld, maar voor de apostelen, voor die twaalf, dat was voor toen en dat advies was misschien ook wel goed. Wel wat radicaal, maar als je er over denkt, nog niet zo gek gezien de opdracht die ze hadden. Ze komen om te preken, ze komen om te zeggen mensen zich moeten bekeren, en dan moet zij zich ook bescheiden opstellen. Ze komen om duivels uit te drijven en dan moet zij zelf ook vrij zijn, zich vrij kunnen opstellen.

Zo kun je dat advies van Jezus verstaan: als iets voor toen. Maar waarom lezen we dat verhaal hier en nu? Alleen maar om iets over het verleden te horen? Alleen maar om te weten hoe men toen reisde? Nee toch, we lezen dit verhaal zoals we ook al die andere verhalen keer op keer hier lezen: omdat ze ook over ons gaan. Dat reisadvies van Jezus is ook een advies aan ons, en dan niet voor een vakantie of zo, maar voor onze levensreis.

Welke bagage neem jij mee op jouw reis door het leven? Wat draag jij met je mee? Waar vertrouw jij op? Wat houdt jou gaande?

Wat draag jij met je mee? Ieder van ons draagt het verleden mee, de mooie ervaringen en de teleurstellingen, het geluk en het verdriet. Ieder van ons is onderweg wel gekneusd en beschadigd, ieder van ons heeft in haar of zijn leven klappen opgelopen.  Het beeld dat daar tegenwoordig voor wordt gebruikt, is dat van een rugzakje. Een beeld met negatieve associaties. Ieder van ons heeft een rugzakje. Weegt ons rugzakje zwaar? Hoe herinneren we ons die nare zaken uit het verleden? Als de dag van gisteren? Beperken ze onze beweeglijkheid, verlammen ze ons, bepalen ze ons zó dat we eigenlijk niet verder kunnen?

Jezus geeft ons het advies dat verleden het verleden te laten, dat rugzakje niet zó met ons mee te dragen dat we eronder gebukt gaan. Dat lukt niet altijd. We kunnen het verleden, het onrecht, de pijn ook niet zo gemakkelijk vergeten Maar het advies van Jezus is, denk ik, niet het verleden te vergeten, maar het niet zó met ons mee te dragen, dat we er min of meer – en het is meestal meer – last van hebben, dat het ons te neer drukt. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, maar alleen daarom is het niet een verkeerd advies, misschien juist een goed advies, omdat het moeilijk is.

Waar vertrouwen we op? Op wat we zelf meenemen of op wat we van anderen krijgen? Gaan we zo door het leven dat wij zelf alles bepalen en willen bepalen of laten we ons verrassen. Zijn we al volkomen gepakt en gezakt en kan er niets meer bij of staan we open?

Jezus’ reisadvies voor ons leven is ons te laten verrassen, open te staan, niet alles zelf te willen bepalen en vast te leggen. Dat gaat wel in tegen tendensen in onze maatschappij waar we ons voor alles kunnen en moeten verzekeren. We kunnen wel een doorlopende reisverzekering afsluiten, maar kun je zo’n verzekering ook voor je levensreis afsluiten?

Maar Jezus verbiedt niet alleen, zegt niet alleen wat niet mee te nemen, hij geeft ook advies om iets wel mee te nemen. Misschien is dat wel belangrijker dan wat hij zegt over wat we niet mee moeten nemen. Wel sandalen, wel een stok. Als je ooit in het Heilig Land bent geweest, weet je waarom. Er liggen nu natuurlijk allerlei wegen, er is nu openbaar vervoer: als pelgrim word je met een comfortabele bus van de ene heilige plek naar de andere gebracht, dat hebben we het vorig jaar wel gemerkt toen we met een groep parochianen op pelgrimage in het Heilig Land waren. Maar als wat verder kijkt dan de snelweg, zie je een ongemakkelijk landschap waar sandalen en een stok nodig zijn om je gaande en staande te houden. En dat geldt ook voor onze levensreis: sandalen zodat ze kunt lopen, een stok zodat je steun hebt. Wat die sandalen en die stok voor ieder van ons zijn, is natuurlijk verschillend. Dat moeten we ontdekken en misschien ontdekken we dan ook dat we zo nu en dan andere sandalen moeten aantrekken of een andere stok moeten zoeken.

Nu wordt ook van belang wat Jezus niet nadrukkelijk zegt maar wel nadrukkelijk doet: hij zendt zijn leerlingen twee aan twee uit. Twee aan twee. Vanwege de gezelligheid? Praat onderweg of zo? Misschien. Maar ik denk eerder vanwege steun en hulp, wederzijdse steun en hulp. Om te zorgen dat de leerlingen op hun tocht elkaar overeind houden, elkaar over de onvermijdelijke dode momenten heen dragen en samen op weg blijven gaan. En daarom hebben we als gelovigen ook een gemeenschap nodig, een geloofsgemeenschap. En, hij zegt dat we moeten rekenen op de gastvrijheid van mensen die we onderweg tegen zullen komen.

Scherp gezegd is Jezus’ reisadvies is dus niet zozeer te kiezen voor dingen, maar vooral voor mensen, niet te kiezen voor de eigen zekerheid, maar voor de gastvrijheid. Hij zegt niet dat die keuzes geen risico inhouden, hij zegt ook niet dat we niet teleurgesteld zullen worden door mensen, hij belooft zelfs niet dat we nooit ongastvrije mensen tegen zullen komen. Die garanties geeft hij niet, maar die risico’s horen bij het reizen, die horen bij het leven als een reis. Maar hij zegt wel dat als dat gebeurt we door moeten gaan, verder moeten lopen in ons leven.

 

 

 

Parochievlag

Carla stopt als secretaris

Vorige week heeft Carla Cobussen, secretaris van het parochiebestuur, aangekondigd dat zij per 1 september 2024 haar functie zal neerleggen. Bijna drie jaar lang heeft zij zich met enthousiasme en toewijding ingezet voor de parochie en een belangrijke bijdrage geleverd aan de organisatie.

Carla vertrekt vanwege verschillen in opvattingen over de bestuursstijl. Hoewel ze de samenwerking met andere bestuursleden, leden van het pastoraal team en parochianen zeer heeft gewaardeerd, voelt ze dat een andere koers beter bij haar past.

Het parochiebestuur heeft Carla hartelijk bedankt voor haar inzet. Haar hartelijkheid en positieve instelling hebben een blijvende indruk achtergelaten bij de rest van het bestuur.

Het bestuur gaat op zoek naar een nieuwe secretaris die Carla’s werk voortzet met dezelfde toewijding en passie.

DSCN7321

Preek voor de 14de zondag voor het jaar 2024 Cenakelkerk

Herwi Rikhof

Ez. 2,2-5 / Mc. 6,1-6

Het verhaal gaat dat de eigenwijze en ook wel briljante Pierre Abélard de colleges van zijn docent aan de toen beroemde school van Laon beneden peil vond en dat luid en duidelijk liet merken. Toen zijn medestudenten hem daarop aanspraken en hem uitdaagden het dan maar beter te doen, zei Pierre dat hij de volgende dag in alle vroegte, voor dat de gewone colleges zouden beginnen, een commentaar zou geven op de profeet Ezechiël. Dat werd als onmogelijk beschouwd. Ezechiël zo’n moeilijke tekst. Maar Pierre deed het en blijkbaar glansrijk. En zoals dat heet: de rest is geschiedenis. Hij werd een van de beroemdste theologen van de 12de eeuw.

Ik moest aan deze anekdote denken, omdat we vandaag uit die profeet Ezechiël lezen en het me opviel dat het niet echt een moeilijke tekst is. Het is een tekst die je ook bij de ander profeten kunt vinden: een roeping inclusief waarschuwing dat het niet zo gemakkelijk zal zijn waartoe hij geroepen wordt. Ik heb even gekeken naar de andere zondagen waarop we uit Ezechiël lezen. Niet zo vaak als uit die twee andere grote profeten, Jeremia en Jesaja, en geen van die lezingen zijn echt moeilijke teksten. Die zijn er natuurlijk wel. Maar de kerk heeft voor de wat makkelijker begrijpbare teksten gekozen. Die geven al voldoende te denken.

Laat ik bijvoorbeeld maar even stil blijven staan bij dat verschijnsel in het oude Israël: de profeten. Ook in andere, oude culturen, zijn profeten werkzaam, zieners, maar die zijn dan meestal werkzaam aan het hof of in een tempel, die hebben meestal een soort officiële religieuze functie. Maar de profeten die we tegenkomen in de Schrift, zoals Elia, of van wie we geschriften hebben en die we ook in onze liturgie lezen, hebben niet een officiële functie en – misschien nog wel belangrijker – staan vaak in een gespannen verhouding tot het hof en tot de tempel.

In de geschriften die we van de profeten hebben staan visioenen over de toekomst en als je die visioenen niet goed leest, denk je dat profeten voorspellers van de toekomst zijn, maar dat zijn ze niet. Ze waarschuwen voor wat er gebeurt bij onveranderd beleid en ze geven hoop voor wat er kan gebeuren als mensen hun gedrag veranderen. Daarom besteden ze ook veel aandacht aan hun concrete situatie, zijn ze uiterst kritisch in hun analyses van wat ze in de maatschappij waarnemen. Soms zijn die analyses moeilijk te begrijpen, omdat we de concrete historische omstandigheden niet altijd helder hebben, maar de afgelopen week hebben door de week uit de profeet Amos teksten gelezen, teksten over sjoemelen met gewichten en knoeien met voedsel, over economisch machtsmisbruik en ander machtsmisbruik. Teksten die over de eeuwen heen heel herkenbaar zijn. We komen in die geschriften ook politieke teksten tegen, waarin de profeet zich verzet tegen de binnen- en buitenlandse politiek van de koning. En dat in een tijd waarin kritiek niet gewoon was. Ze worden dan ook als lastig gezien en mishandeld. Er zijn teksten waarin ze zelf duidelijk maken dat wat ze moeten doen verre van gemakkelijk is, dat ze eronder lijden en dat ze het ook niet zelf gezocht hebben, maar niet anders kunnen. De tekst die we net gehoord hebben is daarvan een goed voorbeeld.

Wat ook opmerkelijk is, is niet alleen dat die politiek en maatschappelijk kritische profeten in het oude Israël aanwezig zijn, maar dat het optreden van de profeten in de Heilige Schrift opgetekend zijn en dat hun geschriften opgenomen zijn, sterker nog  dat die geschriften daarbinnen een hoge status hebben. De profeten worden in een adem genoemd met de Wet, de vijf boeken van Mozes, de Thora. In de Bergrede doet Jezus dat: ‘ik ben niet gekomen om de Wet en de Profeten op te heffen, maar om de vervulling te brengen’ (Mt 5,17). Wanneer een wetgeleerde Jezus vraag wat het belangrijkste gebod van de Wet is noemt Jezus er twee en zegt dan: ‘aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten’ (Mt. 22, 39). Wanneer Jezus de vraag stelt wat de mensen van hem vinden, zeggen zijn leerlingen dat Elia is of een van de andere profeten. En vandaag horen we dat Jezus in Nazareth, jarenlang zijn woon- en werkplaats en de stad van zijn familie, zegt dat een profeet niet geëerd wordt in zijn eigen stad, in zijn eigen kring; een echo van de spanning die te proeven is in de eerste lezing van vandaag.  Hij praat dus over zichzelf als profeet.

Maar wat voor soort profeet is hij? In het fragment dat we gehoord hebben uit het evangelie van Marcus horen we dat hij een onderricht geeft waarover de mensen uit Nazareth verbaasd staan, maar dan negatief verbaasd. Dat Jezus voor die negatieve reactie een soort gezegde heeft, dat tot nu toe ook voor ons een spreekwoord is geworden, maakt duidelijk dat die negatieve, afwijzende verbazing geen vreemde reactie is. Blijkbaar is het altijd gemakkelijker kritiek te krijgen van een buitenstaander dan van iemand uit je eigen omgeving. ‘Wat verbeeldt zij zich niet’, ‘dat moet híj zeggen’. Onderzoeksjournalisten die mistoestanden aan het licht brengen zijn niet echt populair, maar klokkenluiders die verborgen onrecht openbaren helemaal niet. ‘Is dat niet de timmerman?’ Een heel gewone, heel herkenbare reactie.

Maar er is meer aan de hand, denk ik, omdat het een reactie is naar aanleiding van Jezus’ prediking. Het gaat dus om zijn verkondiging, om zijn verkondiging van het rijk van God. Die verbazing, die negatieve verbazing, gaat dus om God, om de visie op God die Jezus geeft. We hebben vandaag niet gehoord wat Jezus op die sabbat in de synagoge gezegd heeft, maar we weten uit de rest van het evangelie en uit zijn optreden dat het om een visie gaat waarin God niet uitsluit, maar insluit, waarin God voor al de barmhartige is, waarin God onze Vader is.  ‘Onze’. En dan duidelijk niet in de trant van ‘ons kent ons’, van ‘ons soort mensen’, van ‘ons’ tegenover ‘hen’, een uitsluitend ons, maar een insluitend ‘ons’.

Die visie roept dus en negatieve reactie op en wel, denk ik omdat zo’n visie op God consequenties heeft voor wie in God geloven, voor hoe gelovigen, hoe wij dus, met elkaar en met anderen om moeten gaan. Dat in Nazareth de reacties negatief waren verbaasd mij niet echt. Die reacties zijn van alle tijden en zijn haast vanzelfsprekend.  Dat hebben we de afgelopen week weer kunnen zien in ons parlement, ironisch genoeg van mensen die zich opwerpen als verdedigers van onze christelijke traditie – voor alle duidelijkheid ik bedoel niet CDA of CU. Misschien dat wij in onze tijd, in onze moeilijke tijd, dat wij wel de moed hebben ons positief te verbazen over die visie van de profeet Jezus op de barmhartige God. Wat paus Franciscus op de achterkant van ons boekje zegt wil ik graag aanhalen en beamen: “Zonder openheid voor het nieuwe en vooral – luister goed – voor de verrassingen van God, zonder verwondering, wordt het geloof een saaie litanie die langzaam uitdooft.”

 

 

54215918-807a-435f-b2b0-79a42586ef01

Preek voor de 13de zondag door het jaar 2024 29/30 juli Cenakelkerk

Herwi Rikhof

Wijsheid 1,13-15, 2,23-24 Marcus 5,21-43

Corona lijkt heel lang geleden, even kwam het weer terug in het nieuws: long-covid-therapie uit het basispakket van de zorgverzekeringen omdat de therapiecombinatie – fysiotherapie, oefentherapie, logopedie, diëtetiek en ergotherapie – geen aantoonbaar effect heeft. Wat heeft die corona-pandemie opgeleverd, behalve dan dat er long-covid patiënten zijn, voor wie blijkbaar nog steeds geen goede therapie bestaat? Wat heeft die corona-pandemie opgeleverd aan inzichten, gedragsverandering? Het is natuurlijk moeilijk om hierover in algemene termen te spreken en allerlei onderzoeken zijn nog bezig of net begonnen of nog niet eens begonnen. Als je om je heen kijkt, zie je oppervlakkig waarschijnlijk niet zoveel verandering van gedrag, in bijvoorbeeld reizen of in de politiek. Tegelijkertijd kun je ook signalen zien dat die pandemie gevolgen heeft gehad voor bijv. het bezoek aan musea, concerten of aan kerken, maar je weet dan niet zeker of vermindering van belangstelling alleen met corona te maken heeft.

Als ik bij mezelf te rade ga, merk ik wel dat die pandemie wat opgeleverd heeft aan inzichten en ook wel gedragsverandering, maar in hoeverre dat alleen maar door corona komt weet ik ook niet. Er zijn zoveel ontwikkelingen die invloed uitoefenen, in de maatschappij, in de kerk, maar ook in je persoonlijk leven. Corona is een van die ontwikkelingen. Maar toch. Ik merk wel dat ik de lezingen van vandaag over ziekte en dood met een zoiets als een verscherpte waarneming lees. En dat ik vooral bij de eerste lezing ben blijven haken. Misschien wel door corona.

Natuurlijk de twee verhalen uit het evangelie zijn ook verhalen die je sowieso aan het denken zetten, verhalen die ook wel herkenbaar zijn, mensen die maar niet van hun kwalen afkomen, wanhopig worden en er alles voor overhebben om goed gezond te worden, ouders met een ziek kind, een ernstig ziek kind dat sterf. Verhalen over concrete mensen, herkenbare mensen. De Schrift staat vol met verhalen over concrete mannen en vrouwen, over de Abraham, Isaac en Jacob, over Sara, Rebecca, Lea en Rachel, over Petrus en Paulus, over Martha en Maria. Als we die verhalen lezen lezen wij die verhalen zoals we verhalen over mensen lezen, of naar een film kijken: met een mengeling van interesse, nieuwsgierigheid en vervreemding. Soms herken je je in die verhalen, herken je wat die mensen meemaken, soms spreken ze aan en zou jij graag willen doen wat zij hebben gedaan, en soms zijn ze vreemd en onbegrijpelijk, doen of zeggen ze zaken die jij nooit zou doen of zeggen, soms zijn te gewoon weg te ver weg, andere tijd, andere cultuur.

Maar behalve die concrete verhalen staan er ook een teksten in de H. Schrift die als het ware dat concrete niveau overstijgen en die iets zeggen over iedereen, over de mens, teksten die iedereen, ongeacht leeftijd of geslacht, achtergrond of opleiding zouden moeten aanspreken. Een van die teksten hebben we net gehoord in de eerste lezing, een tekst uit het boek Wijsheid.

Een prachtige, diepzinnige tekst, maar ook een tekst die vragen stelt bij onze gewone ideeën, die onze gewone ideeën op z’n kop zet. Als je iets over de mens wilt zeggen, als je iets over iedere mens wilt zeggen, man of vrouw, belangrijk of onbelangrijk, moet je in elk geval zeggen dat de mens sterfelijk is. Dat is wat ieder van ons verbindt, dat is onze enige zekerheid. Sommigen zeggen dat ook voor de belastingen geldt. Niemand kan ontkennen dat we dood gaan, en dat doet die tekst uit Wijsheid ook niet, maar als gelovigen worden we door die tekst uitgedaagd om verder te kijken, om niet bij dat gegeven te blijven staan. Natuurlijk dood is dood, maar als gelovige krijgen we te horen dat dat niet het hele verhaal van ons leven is. Precies dat wat ieder van ons kenmerkt – eindigheid, sterfelijkheid – , precies dat wat voor ieder van ons zeker is – de dood, ook al weten we niet wanneer en hoe –  precies dat wordt in deze tekst niet ontkent, maar juist verdiept. En wel vanwege God, en wel vanwege ons geloof in God.

Op dat geloof in God doet de tekst uit Wijsheid een beroep, preciezer geformuleerd op God de Schepper. Straks in de geloofsbelijdenis beginnen we met ons geloof in God de Schepper uit te zeggen. De Schepper die alles, hemel en aarde, in het bestaan roept. In de tekst van Wijsheid klinkt nog meer door, niet alleen heeft God alles geschapen, maar ’Hij heeft alles geschapen om te leven’.  Dat kun je verstaan als bestaan, er zijn, dat kun je verstaan als het tegenovergestelde van de dood: het bestaan dat we allemaal kennen en waarvan we allemaal weten dat het eindig is, het leven dat eindigt met de dood. Maar over dat leven, over die vorm van leven, gaat het niet in deze lezing. ‘Hij heeft de mens geschapen voor de onsterfelijkheid’ staat er als een soort toelichting bij over wat voor leven bedoeld wordt.

Laat ik even stil blijven staan bij die term ‘onsterfelijkheid’. Het is een term die we ook in onze gewone taal gebruiken: iemand heeft onsterfelijke roem behaald, of het tegenovergestelde iemand heeft zich onsterfelijk belachelijk gemaakt. Maar als je er over nadenkt, is het wel een vreemde term. Niets is toch onsterfelijk in onze ervaring. Iets kan wel lang duren, iets kan zelfs de eeuwen trotseren, maar aan alles komt vroeg of laat een einde, ook aan reputaties. Daar zorgen historici wel voor. Dat maakt ook de huidige klimaatverandering soms pijnlijk duidelijk. Gletsjers verdwijnen. Daaraan zou je toch niet denken als je die massieve ijsmassa’s ziet in hartje zomer. En toch. In het najaar zie ik misschien de gletsjer weer bij de Grossglochkner en zal dan zien dat die stukken kleiner is dan een paar jaar geleden. Onsterfelijkheid past niet bij onze waarneming, bij onze ervaring. Daarom is het ook een negatieve term, een ontkennende term. We hebben wel de neiging om dat soort negatieve, ontkennende termen als positieve termen te verstaan, ‘oneindig’ is een ander mooi voorbeeld, maar als we dat doen maken we een grote fout. We trekken dan het ongewone in het gewone, we reduceren het ongehoorde tot het gehoorde, we maken de gelaagde werkelijkheid van ons geloof tot een platte werkelijkheid van alledag. Een formulering die dat negatieve van de onsterfelijkheid mooi pakt staat in de prefatie van de mis voor de overledenen.: ‘u neemt het leven, God, niet van ons af, U .maakt het nieuw’. Afpakken hoort bij sterfelijkheid, nieuw maken bij onsterfelijkheid.

Maar de tekst uit Wijsheid gaat nog verder, gaat nog een laag dieper en legt die onsterfelijkheid verder uit met een andere verwijzing naar het scheppingsverhaal: God heeft de mens gemaakt ‘tot een afspiegeling van zijn eigen Wezen’. Wij, ieder van ons, zijn beeld van God. De dood kan dat niet aantasten. Maar op dit punt moet ik iets zeggen over wat ik van kerkvaders en latere theologen heb geleerd over dat beeld van God dat wij allen zijn. In de tekst van het scheppingsverhaal worden twee termen gebruikt, meestal vertaald met beeld en gelijkenis. Ik heb geleerd om die term ‘beeld’ te verstaan als zo iets als aanleg, capaciteit, en ‘gelijkenis’ als de opdracht om iets met die aanleg te doen, om die capaciteit te ontwikkelen. We zijn wel, als ik dat zo mag zeggen ‘automatisch’, dat wil zeggen als schepselen beeld van God, maar we zijn niet ‘automatisch’ op God gelijkend.

En nu worden de inzichten die ik van de coronapandemie heb geleerd relevant: dat het belangrijk en ook bepalend is de capaciteiten, de talenten die je gekregen hebt als beeld van God ook te ontwikkelen wist ik wel, maar dat je dat niet op je eentje kunt doen, maar met mensen om je heen, dat werd me echt en onontkoombaar duidelijk door corona. Ik moet het wel zelf doen, maar dat kan ik niet zonder anderen. En dat ook geen ideaal is: alleen. Ik herinner me goed de vieringen in een lege kerk, met een paar zangers en de mensen die de camera’s bedienden. Ik wist wel dat via You Tube meekeken en ik wist ook dat ze het waardeerden: de eigen kerk, de eigen pastor mailde een van onze parochianen mij. Dat leverde ook wel een mooie foto op met kerstmis, toen op de banken lichtjes stonden. Maar mooier is toch zoals nu: mensen in de kerk, een gemeenschap.

Boot 20230212_130937

Preek voor de 12de zondag door het jaar 2024  23 juni 2024 Cenakelkerk

Herwi Rikhof

Job 38,1.8-11 / Mc. 4,35-41

Inleiding
Uit het boek Job lezen we op zondag bijna nooit: twee keer in drie jaar. Het is ook niet een gemakkelijk boek en het is niet een boek waaruit je makkelijk stukken kunt lezen. Het boek begint met God die de duivel toestaat Job op de proef te stellen. Job verliest alles. Hij beklaagt de dag dat hij geboren is. ‘Waarom’ klinkt telkens. Vrienden van hem die gekomen zijn om hem te troosten geven hun antwoorden, maar Job aanvaardt hun verklaringen niet. Aan het eind is hij zo kwaad dat hij God ter verantwoording roept. En dan komt God zelf aan het woord. God zet Job dan op zijn plaats door de schepping in herinnering te roepen en Job te vragen waar hij toen was. Dat horen we vandaag. Door die combinatie van dat fragment uit Job met het verhaal van de storm dat we in het evangelie lezen, door het Oude Testament samen te lezen met Nieuwe Testament gaan allerlei zaken uit dat scheppingsverhaal meeklinken in het verhaal van de storm en wordt dat verhaal uit het evangelie veel meer dan een verhaal over slecht weer op een meer.

Preek
Ik ben altijd wat verbaasd als mensen, ook intelligente mensen, het verhaal van de schepping in zeven dagen waarmee de Schrift begint, als mensen dat verstaan als een soort rapportage, dat verhaal letterlijk nemen en dat dan verdedigen of afwijzen. Ik ben altijd wat verbaasd omdat in het begin er natuurlijk niemand was om dat te rapporteren. Het is achteraf geschreven. Ik ben altijd wat verbaasd omdat in de tekst zelf allerlei aanwijzingen staan dat het een gedicht is, waarin op een mooie en gelovige manier over onze werkelijkheid wordt nagedacht, waarin verder gekeken wordt dan wat je met je zintuigen kunt waarnemen. Hoe kan op de eerste dag God het licht scheppen en pas op de vierde dag de zon, de maan en de sterren?

Dat verhaal, dat gedicht van de zeven dagen, is een verhaal, een gedicht over chaos en orde, kosmos, over chaos de langzaam tot kosmos tot een mooie orde wordt. Scheppen is dus de chaos beperken, de chaos inperken en de chaos onderdrukken. Maar omdat alles met chaos begint, met woest en leeg, blijft als het ware die chaos onderhuids altijd aanwezig. In een van de psalmen staat ook: als U uw Geest, uw adem weghaalt, valt alles weer terug in chaos en niets. (Ps 104) Schepping is niet alleen maar iets aan het begin, schepping is voortdurend, want voortdurend ligt de chaos op de loer. Dat is minstens éen van de boodschappen van dat scheppingsverhaal, dat scheppingsgedicht.

Dat is, denk ik, een ervaring die we allemaal wel herkennen op allerlei niveaus van ons leven: die ervaring van een dreigende chaos. Als ik geen gras maai of geen onkruid wied, ziet mijn tuin er binnen de kortste keren niet uit. Als ik mijn gelezen emails en digitale kranten niet verwijder op mijn computer is het binnen niet al te lange tijd chaos. De chaos ligt in ons leven overal op de loer. In ons persoonlijk leven. Ook in onze maatschappij. Want chaos dreigt wanneer de fundamenten van onze rechtsstaat aangetast worden, en onze rechtsstaat niet meer een vanzelfsprekend uitgangspunt is. Chaos dreigt wanneer complottheorieën over omvolking normaal blijken te worden – de spellingcontrole op mijn pc aanvaart het woord ‘omvolking’ gelukkig nog niet -, wanneer de medische wetenschap door influencers in twijfel getrokken wordt en kinderen niet gevaccineerd worden en ziek worden of zelfs sterven. Chaos dreigt wanneer landen andere landen ongestraft binnenvallen.

Wat geldt voor ons eigen leven en voor onze maatschappij, geldt ook voor de kerk. Al heel vroeg is een schip het beeld geworden voor de kerk. Wanneer Gregorius die later de Grote wordt genoemd in de 6de eeuw, min of meer tegen zijn zin, paus wordt, schrijft hij aan een goede vriend dat de kerk een krakkemikkig bootje is dat op het punt staat schipbreuk te lijden en zo wordt het verhaal over de storm op het meer het verhaal van de chaos die het schip van de kerk bedreigt. De kerk is geen stormvrije zone, hoe graag we dat ook zouden willen.

De gewone reactie op chaos in ons leven en in onze maatschappij, is ook de reactie in de kerk: angst. Een gewone, vanzelfsprekende reactie. Waarom verwijt Jezus zijn leerlingen dan dat ze bang zijn? Is dat niet oneerlijk, onredelijk? En waarom zegt hij “hoe is het mogelijk dat jullie nog geen geloof hebben?” Wat heeft geloof daar nu mee te maken?

Om een begin van antwoord te krijgen op die vraag moeten we het verhaal van de storm op het meer goed lezen. ‘Toen stond hij op’ staat in het verhaal. De evangelist Marcus gebruikt hier dezelfde term die de engel aan het slot van het evangelie gebruikt wanneer die op Paasmorgen tegen de vrouwen bij het graf zegt: ‘hij is opgewekt uit de dood’ (16,6). Het is logisch dat in het verhaal van de storm vertaald wordt met ‘toen hij opstond’ of ‘toen hij wakker werd’, zoals in de nieuwste vertaling staat, maar tegelijkertijd klinkt het verhaal van de verrijzenis mee, moet de verrijzenis meeklinken. Als je dat verband ziet, dan begin je te begrijpen waarom Jezus zijn leerlingen verwijt dat ze bang zijn of preciezer dat ze geen geloof hebben.

Voor ons christenen is de zondag de dag van de Heer, omdat we elke week op zondag de dag van de verrijzenis vieren. Centraal in ons geloof staat de verrijzenis, de verrijzenis van de gekruisigde. De verrijzenis is hét teken dat de chaos, de doodse duisternis uiteindelijk niet overwint, dat de scheppende, de voortdurende scheppende kracht van God uiteindelijk de overmacht krijgt en houdt.

Tomas Halik maakt in het boek waaruit we op woensdagen in het Leerhuis gelezen hebben in het hoofdstuk waarin hij ingaat op de identiteit van het christendom de intrigerende opmerking dat er in ons geloof niet alleen sprake is van een voortdurende schepping, maar ook van een voortdurende verrijzenis. “De overwinning van Jezus op de dood, de schuld en de angst gaat oor in de geschiedenis, in het geloof van de Kerk en in de levensverhalen van individuele mensen… geloven, christen worden betekent dat je je hart opent en je ervan bewust wordt dat Jezus op dat moment uit de dood opstaat.” (De namiddag van het christendom, 166).

Nu dus ook.

P1180233

Preek voor de 11e zondag 16 juni 2024

Preek voor de 11de zondag door het jaar 2024                                                       Cenakel

Het waren er minder dan ik gedacht had, de afbeeldingen van het Laatste Oordeel op de portalen van de Franse kathedralen die ik een paar weken geleden bezocht. Nu waren ook niet alle portalen onbeschadigd en was het gedeelte boven de toegangsdeuren niet altijd versierd met beelden. Maar in Chartres en Amiens was het Laatste Oordeel wel afgebeeld op het centrale portaal. Met rechts van Christus degenen de naar de hemel gaan en links van hem degenen die in de hel verdwijnen. Beelden die de bekende parabel van het Laatste Oordeel oproepen. Het Laatste Oordeel dat ook door veel kunstenaars is geschilderd. Het Laatste Oordeel door Michelangelo in de Sixtijnse kapel is daarvan waarschijnlijk de bekendste.

In de kathedraal van Amiens is Christus drie keer afgebeeld in het centrale portaal. Hoog in het portaal, Christus met twee zwaarden uit zijn mond. In het midden zit Christus als rechter bij het Laatste oordeel. Op de pilaar tussen de twee grote deuren, ongeveer op ooghoogte, een prachtig beeld van een uiterst serene Christus die in zijn ene hand de H. Schrift vasthoudt en met zijn andere hand zegent.

Zo’n portaal geeft ook te denken. Waarom is Christus drie keer afgebeeld? Waarom drie keer anders? Van die drie is de middelste duidelijk de belangrijkste, het Laatste Oordeel.  Dat neemt ook de meeste plaats in en vraagt dus de meeste aandacht. Maar waarom daarboven en daaronder nog een keer en waarom anders? Zijn die twee andere verbeeldingen van Christus een soort frame, een soort commentaar op die middelste Christus? Ik vermoed van wel. Zo heb ik tenminste gekeken.

Als je naar de bovenste Christus kijkt, dan zie je dus twee zwaarden uit zijn mond komen, waarschijnlijk een verwijzing naar de zogenaamde twee-zwaarden-leer waarin de wereld verdeeld wordt in een wereldlijk en een geestelijk domein met ieder een eigen rechtspraak. Een herinnering dus aan rechtspraak op alle terreinen van het leven. Daarmee wordt dat Laatste Oordeel dus versterkt. Je wordt beoordeeld op alle terreinen van je leven.

Als je zo kijkt dan zie je bovenin een principe dat we ook in onze geloofsbelijdenis tegenkomen: ‘die zal komen om te oordelen levenden en doden.‘ Paulus verwoordt dat ook vandaag in het gedeelte dat we gehoord hebben uit zijn tweede brief aan de Korinthiërs. “Want allen moeten wij voor Christus’ rechterstoel verschijnen. “

Dat wij beoordeeld worden, is niet iets dat alleen in het geloof plaatsvindt. Dat wij beoordeeld worden is eigenlijk heel gewoon in ons leven. Dat beoordelen kan een negatieve klank krijgen als het verstaan wordt als ‘veroordelen’, maar dat hoeft niet. ‘Beoordelen’ kan ook een positieve klank krijgen, en dan houdt beoordelen in, dat wij belangrijk zijn, dat wij gezien en gewaardeerd worden, dat wat we doen en laten telt en misschien wel een verschil maakt. Niet beoordeeld worden is dan genegeerd worden, overgeslagen worden, niet gezien worden.

Maar dat oordelen in het geloof heeft voor velen een negatieve klank gekregen; dat Laatste Oordeel heeft iets dreigends gekregen. Dat heeft misschien te maken met die opmerking van Paulus over Christus’ rechterstoel en ook in de parabel gaat het over een rechtszaak. Dat we een rechtstaat hebben is een positief gegeven en daar hoort een heel systeem bij: rechters, openbaar ministerie en advocatuur. Maar als een rechtszaak in het nieuws komt, of het nu gaat om de moordenaars van Peter R. De Vries, of over Ali B gaat het meestal om niet echt positieve zaken. Als dat de associaties zijn die we bij de rechterstoel van Christus hebben of krijgen, dan is het niet echt een blijde boodschap. Maar er zijn twee redenen om die negatieve associaties niet te laten meespelen wanneer het om de rechterstoel van Christus gaat. Twee redenen die als het ware ook in dat portaal van Amiens te zien zijn.

Allereerst die afbeelding van Christus in het midden. Hij toont zijn handen. Waarom hij dat doet, wordt duidelijk als je let op de figuren naast hem: Maria en Johannes, de twee die onder het kruis hebben gestaan. En er zijn engelen afgebeeld met de tekenen van het lijden: de geselkolom, de doornenkroon, de speer, het kruis. De rechter is dus de gekruisigde, degene die de tekenen van zijn lijden toont. In een mooie tekst uit de brief aan de Hebreeën wordt voor Christus een ander beeld gebruikt: niet rechter maar hogepriester, maar wordt hetzelfde aangeduid. Een hogepriester die met onze zwakheden kan meevoelen, omdat hij op de proef is gesteld net als wij. De rechter van het Laatste Oordeel verbergt zijn wonden niet, maar laat ze zien, precies om duidelijk te maken dat hij met ons mee kan voelen en ook meevoelt. Wij hoeven dus niet met angst naar dat Laatste Oordeel te kijken, want, zoals ik al zei, de rechter is de gekruisigde. Die diepe sympathie voor ons kan niet overdreven worden, kan niet genoeg benadrukt worden.

Vervolgens wordt dat Laatste oordeel wel verbeeld, zie je op zo’n portaal of op een fresco wel het verschil tussen rechts en links, zie je mensen naar de hemel gaan en in de hel verdwijnen, maar we weten ook dat het verbeelden van de toekomst niet echt kan. Het verleden kun je documenteren, daar zijn archieven voor, het heden kun je beschrijven en filmen, maar de toekomst niet. Daar kun je alleen maar over dromen, met mooie dromen, utopieën of met nachtmerries, dystopieën. De toekomst ligt niet vast, de toekomst is niet zeker.

Vorige week is op hoge leeftijd de Duitse theoloog Jürgen Moltmann overleden. In de zestiger jaren van de vorige eeuw heeft hij een belangrijk en invloedrijk boek geschreven: Theologie der Hoffnung. Als student theologie weet ik nog hoe dat boek insloeg. In de theologie was het denken over de toekomst in een soort isolatie geraakt, iets van het eind der tijden, ver weg. Maar door dat boek kreeg het denken over de toekomst een relevantie voor het heden.

Die ontdekking of herontdekking van het belang van de toekomst voor het heden geldt niet alleen voor de theologie. Als we naar ons gewone dagdagelijkse handelen kijken, kunnen we opmerken dat de redenen, de oorzaken van ons handelen vaak in het verleden ligt, dat we dingen doen omdat we dat geleerd hebben in onze opvoeding, omdat we dat gewend zijn vanuit onze ervaringen. Maar als we goed kijken, kunnen we ook opmerken dat misschien wel de meeste oorzaken, de meeste redenen van ons dagdagelijkse handelen met de toekomst te maken hebben. Hoe je over de toekomst denkt, bepaalt je doen en laten nu. Als je bang bent voor die toekomst dan maak je nu andere keuzes dan wanneer je vol hoop bent.

Het visioen van het Laatste Oordeel is utopie /hemel en dystopie/ hel tegelijk, maar dan niet als iets dat vastligt, dat zo zal plaatsvinden, maar als iets dat mogelijk is, dat afhankelijk is van onze keuzes. En nu wordt die derde Christus van belang. Die Christus wordt in zeker zin gewoon afgebeeld, hij wordt omringd door apostelen en profeten. Dat is dus de Christus van onze geschiedenis, de Christus in onze geschiedenis, de Christus die voorzegd is door de profeten en die gevolgd is door de apostelen. Hij zegent en houdt de Schrift vast, de Christus van de blijde boodschap. Hij straalt vriendelijkheid en goedheid uit, een serene Christus. Le beau Dieu wordt dat beeld genoemd, de mooie God. Dat is de Christus van het evangelie, de Weg, de Waarheid en het Leven, de ware levensweg, dat is de Christus van ons geloof.

Die onderste Christus maakt duidelijk waar we voor bedoeld zijn, niet voor de hel maar voor de hemel. Die onderste Christus maakt duidelijk, dat we geen angst hoeven te hebben voor de toekomst, voor dat oordeel, maar hoop kunnen hebben. Die bovenste Christus maakt duidelijk dat wij beoordeeld worden, dat wij door hem serieus genomen worden. Die onderste Christus vraagt of wij hem serieus nemen.

Parochiefeest H3E was in Malden

Parochiefeest Heilige Drie-eenheid was in Malden op 26 mei

Op zondag 26 mei om 10.30 uur was de feestelijke gezamenlijke viering van het parochiefeest in de kerk in Malden.
Veel parochianen vanuit alle kerklocaties van onze parochie hebben gezamenlijk het parochiefeest op de zondag van de Heilige Drie-eenheid meegevierd.
Het hele pastorale team werd bij deze viering betrokken:

Locatiepastor Els Geelen,
pastoor Harald Spiertz,
pastor Herwi Rikhof,
diaken Paul Menting,
pastor Joska van der Meer,
diaken Henk Welling,
zuster Catharina (niet op de foto).

Pastor Herwi Rikhof verzorgde de mooie overweging, waarin hij o.a. vertelde dat deze moderne Maldense kerk hem al in zijn jeugd was opgevallen.
Hoe bijzonder is dat! Wie had destijds kunnen bedenken dat hij zo’n zestig jaar later op het altaar als pastor van de parochie Heilige Drie-eenheid mensen kan inspireren.

NIEUW in het pastorale team: Pater Michal Tabak maakt overigens vanaf 1 juni ook deel uit van het pastorale team.

Een groot koor, samengesteld uit vele zangers van de verschillende kerklocaties, onder leiding van dirigent / pianist Luc-Jan Laarhoven verzorgde de muzikale invulling. Hartelijk bedankt! Hopelijk komen er weer vaker en meer zangers naar de Maldense kerk.

De viering had een extra feestelijk karakter en dat werd nog eens benadrukt door de prachtige bloemversiering die vanuit diverse kerklocaties naar Malden was meegebracht.

Het is bijzonder dat zoveel parochianen van de verschillende locaties hun steentje hebben bijgedragen aan dit mooie gezamenlijk parochiefeest.

De Heilige Drie-eenheid was écht aanwezig … ook op het linnen icoon.

En na afloop was er – onder het genot van koffie, thee en speciaal ontworpen Heilige Drie-eenheid-locatiegebak- volop gelegenheid om elkaar gezellig te ontmoeten en beter te leren kennen.

De tentoonstelling over de geschiedenis van de kerk in Malden die door de Stichting Heemkunde Malden was ingericht werd goed bezocht.
Allen die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van dit parochiefeest: hartelijk bedankt!

Iedereen is altijd van harte welkom om mee te vieren in de kerk in Malden!

20230108_131855

Overweging 9 juni 2024 Cenakelkerk

Overweging Cenakelkerk 8-9 juni 2024 Margaret de Groot-Vlasveld

Eerste lezing 1 Kor. 12, 1, 4-13, Evangelie Marcus 3, 20-35

Dagelijks zien wij er de beelden van, families die door geweld, oorlog, natuurrampen uit elkaar gerukt worden. Hartverscheurend, waarin machteloosheid voelbaar is. Wat kan ik daarin betekenen? Het helpt mij om mijn wereld soms kleiner te maken en te kijken waar ik wel van betekenis kan zijn. Daarin wil ik twee woorden centraal stellen. Familie en geloofsgemeenschap.

Familie, iedereen heeft een familie, met een familienaam, een stamboom. Degenen die door adoptie niet bekend zijn met hun biologische familie doen vaak moeite om te achterhalen hoe die familie is.

Er zijn familiebanden via de 1e, 2e of 3e graad. Van jongs af aan zijn wij verbonden met onze bloedverwanten, waarbij de gelijkenis van uiterlijke kenmerken en karakter kan overeenkomen. Ik hoor het nogal eens: wat lijk jij op je moeder! Bij het volwassen worden komen er schoonfamilies bij, die wij allemaal familie noemen. In families zijn er soms hechte banden, ook de conflicten en onenigheid komen nogal eens voor. Voor ouders is er vaak een onvoorwaardelijke band met hun kinderen, het verhaal van de verloren zoon is bij uitstek een voorbeeld hoe de zoon door de vader ontvangen wordt. In het Evangelie lezen wij dat Maria, Jezus moeder, en zijn broers zich zorgen maken over het gedrag van Jezus en hem gaan opzoeken.

Vanuit zijn voorbeeldfunctie heeft Jezus een spoor achterlaten dat niet aansluit bij zijn gedrag dat Marcus hier opschrijft. Jezus lijkt buiten zinnen, zo begeestert is hij om zijn innerlijke stem, te laten horen.

Een spoor achterlaten, dat is belangrijker dan de weg die je gaat. Het is een tegeltjeswijsheid, die sporen of herinneringen oproept van de mensen en allerlei situaties die je op je weg bent tegengekomen. In de loop der jaren ben ik 6 keer verhuisd en iedere periode schrijft andere ervaring, hierbij denk ik aan de verschillende kerken en geloofsgemeenschappen die van betekenis geweest zijn. Voor u zal dat ook zo zijn, beelden komen terug. Als meisje mocht ik bruidje zijn, meelopen met de processie bij o.a. een priesterwijding of op Sacramentsdag; misdienaar zijn was weggelegd voor jongens. Ik was koorlid van het jongerenkoor dat mijn vader in 1967 oprichtte, lid van de tekstgroep, later doop-, eerste communie- en vormselwerkgroep, lector, ziekenbezoekgroep, parochievergadering en ging avondwake’s leiden. Ik groeide mee en iedere periode was waardevol.

Ik hoorde een innerlijke stem, het moment kan ik me precies herinneren, op een ochtend thuis bezig met huishoudelijke taken. Het geroepen worden om vanuit mijn pastorale taken als vrijwilliger als pastoraal werker te gaan vervullen. Een parttime studie theologie van 7 jaar volgde. Al deze herinneringen zijn facetten geworden om mee verder te gaan.

De kerkgebouwen, ieder met hun eigen kleur, akoestiek en glas in lood, zijn van steen met een deur die naar stilte openstaat, waar vreugde en verdriet gedeeld is. Meer affiniteit heb ik met het spoor dat de levende stenen, de geloofsgemeenschap heeft achtergelaten. Zou Jezus ook een geloofsgemeenschap voor ogen gehad hebben toen hij zei: “wie is mijn moeder, wie zijn mijn broeders? Hij maakt de kring groter door te benoemen dat iedereen die de wil van God volbrengt, familie van Hem en van elkaar is. Samen een geloofsgemeenschap vormen door te leven vanuit een eenheid en een veelheid. De eenheid van het ene lichaam van Christus, de Vader en de Geest. De veelheid is dat wij daar allen bij horen, gedoopt in één geest, zo verschillend als wij zijn. Ieder met een eigen gave en talent. Ook dat mogen wij op onszelf betrekken. Afkomst speelt geen rol. Uit welk land je ook komt, of welk volk, welke cultuur, of uit welke kerk. In dit huis van God zijn wij allen welkom, onafhankelijk van opleiding, werk of functie, man of vrouw, burgerlijke status of zoekend naar identiteit: hoe verschillend ook, samen zijn wij één. En dat is niet zo eenvoudig als het lijkt. Met een fusie van verschillende parochies tot een parochiële eenheid kan het flink botsen. Het samenvoegen van koren of andere werkgroepen roept boosheid of onbegrip op. Ook diversiteit in liturgie, van traditioneel tot progressief, kan spanningen oproepen. En toch….de veelheid is geen concurrentie. Regels en wetten geven richting, hopend dat de leer van de kerk en het hedendaagse leven van alle gedoopten bij elkaar blijven aansluiten. Het synodaal proces geeft openingen aan deuren die nu op een kier staan, het zijn hoopvolle tekenen. Voor mij is dit gelovig optimisme een drijfveer geweest om zichtbaar te maken wat een pastoraal werkster kan betekenen, de vrouwelijke kracht die het pastoraat complementair maakt. Ik heb nooit overwogen om uit de RK kerk te stappen en aan te sluiten bij b.v. de remonstranten. Zolang ik lid ben van het instituut kerk heb ik een stem, die gehoord mag worden.

Alle levende stenen worden geïnspireerd door dezelfde H. Geest. Je kunt die Geest niet zien, we kunnen wel zijn werkzaamheid ervaren. De Geest is er voor iedereen die ervoor openstaat, iedereen heeft talenten en gaven gekregen, van jong tot oud. Sommigen zullen nu denken, wat heb ik nog te bieden, ik ben niet meer in staat om een actieve rol te spelen in deze geloofsgemeenschap. Ook kleine gebaren zoals een vriendelijke groet of hand geven, iemand vrede wensen, het doet er allemaal toe.

Wat een geluk dat velen zich geroepen weten om de ledematen van het ene lichaam van Christus te zijn. In de liturgie, catechese, diaconie en kerkopbouw zijn veel parochianen actief. En bij 8ste sacrament van koffie en thee na de viering is de ware ontmoeting met elkaar. De taken kunnen onderscheiden worden van elkaar, tegelijk zijn ze niet te scheiden en lopen ze in elkaar over. Ik ben voorzichtig, om niemand te vergeten, in het benoemen van alle facetten die hier onderdeel van zijn. Er is een familiekring bijgekomen, waarin ik gedragen word in de taken die aan mij worden toevertrouwd. De eenheid van onze geloofsgemeenschap, zonder voorwaarden, in de voetsporen van Jezus. Amen.

Slotgedachte: Onderstaand gedicht, gebed heb ik vaak voorgedragen bij de sluiting van een kloosterjubileum van mijn 3 tantes die ‘Zuster van Liefde’ waren.

Alice Nahon Avondliedeke III Uit: Op zachte vooizekens (1921)

’t Is goed in ’t eigen hert te kijken
Nog even vóór het slapen gaan,
Of ik van dageraad tot avond
Geen enkel hert heb zeer gedaan;

Of ik geen ogen heb doen schreien,
Geen weemoed op een wezen lei;
Of ik aan liefdeloze mensen
Een woordeke van liefde zei.

En vind ik, in het huis mijns herten,
Dat ik één droefenis genas,
Dat ik mijn armen heb gewonden
Rondom één hoofd, dat eenzaam was …

Dan voel ik, op mijn jonge lippen,
Die goedheid lijk een avondzoen …
’t Is goed in ’t eigen hert te kijken
En zó z’n ogen toe te doen.

Contact

Centraal Parochiesecretariaat:

Groenestraat 229

6531 HH Nijmegen

tel: 024 – 355 3630

e-mail:
parochiecentrum@h3eenheid.nl

Bereikbaar op werkdagen tussen 09.00-12.30 uur.