20200913_121849

Preek voor de 4de zondag van Pasen 21 april 2024 Cenakelkerk

Herwi Rikhof

 

1 Joh. 3,1-2 /Joh. 10,11-18

Hoe ken je iemand echt? Door wat zij of hij zegt of door wat of hij of zij doet? Die vraag komt gemakkelijk en haast vanzelfsprekend op wanneer je ook maar zijdelings de formatie van het nieuwe kabinet volgt. Het verschil tussen zeggen en doen is soms heel duidelijk. Nee, ik noem geen namen. Maar het is natuurlijk niet vraag die alleen maar bij politici opkomt. Het komt wel vaker voor dat je verbaasd ben over iemand, iemand die je dacht goed te kennen, dat je moet zeggen: dat had ik niet verwacht. En is de echte anders dan wat hij of zij zegt, of wat zij of hij doet?

Die vraag kwam ook op toen we in de afgelopen week in een groep bezig waren met de eerste hoofdstukken van het boek van Tomas Halik De namiddag van het Christendom, een boek over de situatie van de kerk nu. Die eerste hoofdstukken gaan over geloof. Hij maakt gebruik van een oud onderscheid tussen ‘wat we geloven’ en ‘hoe we geloven’, over geloof als inhoud, en geloof als houding. Hij maakt gebruik van dat onderscheid omdat hij aandacht wil vragen voor geloof als houding, meer nog omdat hij wil argumenteren dat geloof als houding belangrijker is dan geloof als inhoud.

Die aandacht en stellingname van Halik heeft enerzijds te maken met een verzet tegen de opvatting dat geloof primair ziet als het aannemen van allerlei geloofswaarheden, hoe vreemd die ook mogen klinken. Een opvatting van geloof die in een bepaalde vormen van theologie en van catechese, van geloofsonderricht in het verleden en ook wel in het heden naar voren komt. Een opvatting van geloof die Halik dus niet deelt.  Maar die aandacht en stellingname van Halik heeft anderzijds ook te maken met een visie op de mens, op de verhouding van zeggen en doen. Gedrag is de toegang tot wat mensen vinden en geloven, niet wat ze zeggen. Ze kunnen zoveel zeggen.

Als ik het zo formuleer, formuleer ik te zwart-wit. Mensen kunnen toneel spelen, net doen alsof, en mensen kunnen ook echt zeggen wat ze vinden en waar ze voor staan. Maar Halik vraagt terecht aandacht voor het gedrag van de gelovige en voor het verband tussen wat een gelovige zegt en belijdt en wat een gelovige doet. Hij wijst op iets wat wel vaker tegen gelovigen gezegd is of gezegd wordt, dat ze op maandag, dinsdag enz. niet doen wat ze op zondag belijden. Hij wijst dus op het verband tussen de zondag in de kerk en de maandag, dinsdag enz. in de maatschappij en zegt dus dat op maandag, dinsdag enz. blijkt wat je op zondag gelooft. ‘Alleen de praktijk van het geloof … laat ons zien in wat voor soort God iemand gelooft en in welke hij niet gelooft.’(19)

Wanneer wij met vormelingen – en soms ook met hun ouders – over de geloofsbelijdenis spreken, wijzen we er altijd op dat we onze geloofsbelijdenis beginnen met ‘ik geloof in’, niet met ‘ik geloof dat’. In onze geloofsbelijdenis komt dat ‘dat’, dat wil zeggen wat we geloven wel aan de orde, maar in het kader van ‘geloven in’, als een nadere bepaling van die geloofshouding, die Halik zo belangrijk vindt, als een uitleg in wie we geloven.

‘Geloven in’ heeft met vertrouwen te maken. Iemand geloven heeft al met vertrouwen te maken, maar in iemand geloven gaat nog dieper. Als je iemand gelooft, dan geef je aan dat die persoon betrouwbaar is, als je de nieuwslezer op radio of tv gelooft geef je aan dat die geen nepnieuws verkondigen. Wanneer je iemand niet gelooft, geef je aan dat die persoon onbetrouwbaar is, dat het niet waar is wat die zegt.  Maar wanneer je in iemand gelooft, geef je aan dat je je aan die persoon durft toe te vertrouwen en ook toevertrouwt, dat je op die persoon kunt bouwen en dat dat ook doet. De kerkvader Augustinus maakt een opmerking, die later ook door Thomas van Aquino wordt overgenomen wanneer hij spreekt over de geloofsbelijdenis: dat wij als gelovigen eigenlijk alleen in God geloven, dat wil zeggen eigenlijk alleen God als onze uiterste basis hebben. Dat houdt niet in dat je dan niet in mensen kunt geloven, maar dat je dan als gelovige in die mensen gelooft omdat je in hen Gods werking aanwezig weet.

Als we dat kader vergeten, dat kader van diep vertrouwen, dan kan het geloof inderdaad een kwestie van waarheden worden die je wel of niet begrijpt, een dood gewicht, maar als je dat kader serieus neemt, wordt wat je gelooft bepalend en richting gevend voor hoe je leeft. Wanneer duidelijk is, hoe belangrijk het is hoe je gelooft, kan ook over wat je gelooft gepraat worden, kan pas goed gepraat worden over wat je gelooft.

In het evangelie van vandaag gebruikt Jezus het beeld van de herder voor zichzelf. ‘Ik ben de goede Herder’. Hij geeft dus met het beeld van de herder een invulling in wie we geloven als we straks in de geloofsbelijdenis zeggen dat we in hem geloven. Dat beeld van de goede herder heeft in de vroege kerk tot de eerste verbeeldingen van Jezus heeft geleid, een herder met een schaap op zijn schouders. Blijkbaar heeft dat beeld van de herder aangesproken. In het gedeelte dat we gehoord hebben, gaat nog verder dan een herder die zorgt voor een schaap, die een schaap op zijn schouders neemt. In het gedeelte dat we gehoord hebben gaat het om een goede herder die zijn leven waagt, die zijn leven geeft voor zijn schapen. Dat geloven we van Jezus Christus.

Maar dat beeld van de herder roept ook het beeld van schapen op, dat wij op schapen lijken, schapen zijn. Wat houdt dat in? Wat zegt dat over ons? Jaren geleden zei een mevrouw tegen mij die veel van schapen afwist, dat op de zondag van de Goede Herder de meeste predikanten praten over zaken waar ze niets van weten en dat ze vaak de grootste onzin uitslaan. Sindsdien ben ik wat voorzichtig geworden als het over schapen gaat. Maar gelukkig hebben we vandaag ook nog een andere lezing waarin een ander beeld voor ons gebruikt wordt. ‘Wij worden kinderen van God genoemd’. Dat kan ons helpen, want we we maken op een of ander manier kinderen mee, en vooral we zijn allemaal kind geweest: wij zijn allen ervaringsdeskundigen.

Dat beeld van kind kan natuurlijk van alles oproepen: van kinderlijk en kinderachtig tot intimiteit en liefde, van bang zijn tot zorgeloosheid. Welke associaties zijn van belang voor ons kind van God zijn? Bij een ziekenzalving bid ik aan het begin de psalm die we net gezongen hebben, mijn herder is de Heer, omdat daar over zalven gesproken wordt, maar ook over niet bang zijn, ook ‘al moet ik door donkere dalen’, ‘Gij zijt steeds bij mij’, of zoals het in een andere vertaling wat scherper staat: ‘al moet ik het duister in van de dood. U bent toch bij me’. Aan het eind bid ik meestal een klein stukje uit een andere psalm. ‘Bij U, ik ben altijd bij U, U houdt mijn vast, uw hand in mijn hand’ (ps.73) Dat hand in hand is voor mij een bepalende associatie als het om kind zijn gaat.

‘Wij worden kinderen genoemd en wij zijn het ook’. Waarom voegt de schrijver Johannes er aan toe: ‘en we zijn het ook.’? Misschien om het idee te neutraliseren dat het ‘maar’ om een beeld gaat, dat het ‘maar’ een manier van praten is. Ik weet dat in de traditie vaak zo gepraat wordt: ‘maar’ een beeld, ‘maar’ een manier van praten, met de suggestie van: niet echt. Terwijl dat kindschap Gods een van de centrale punten van ons geloof is. In die prachtige ouverture van het evangelie van Johannes staat toch dat de Zoon ons de gelegenheid geeft kinderen van God te worden (Joh 1, 13), en deze tekst uit de brief van Johannes, ‘wij worden kinderen genoemd en wij zijn het ook’ is daar een echo van.

Maar misschien ook om duidelijk te maken dat het niet alleen om woorden gaat, maar ook om de praktijk, om een geloofshouding. Om nog maar een keer Halik te citeren: ‘Alleen de praktijk van het geloof … laat ons zien in wat voor soort God iemand gelooft en in welke hij niet gelooft.’(19).

In een van de introducties tot het bidden, zingen van het Onze Vader in de eucharistie staat ‘durven wij’. Durven we kinderen van God te zijn? Met alle consequenties van dien?

 

 

20240323_134814 (1)

Agenda Paastijd in de Cenakelkerk

Zaterdag 20 april
– 17.00 uur:
Eucharistieviering Taborkapel

Zondag 21 april
– 11.00 uur:
Hoogmis met Taborkoor*

Zaterdag 27 april
– 17.00 uur:
Woord- en Communieviering Taborkapel

Zondag 28 april
– 11.00 uur:
Woord- en Communieviering met Basta*

Zaterdag 4 mei
– 17.00 uur:
Woord- en Communieviering Taborkapel

Zondag 5 mei
– 11.00 uur:
Woord- en Communieviering met Gemengd Koor*

Donderdag 9 mei
– 11.00 uur: Hemelvaart –
Hoogmis met Samenzang*

Zaterdag 11 mei
– 17.00 uur:
Eucharistieviering Taborkapel

Zondag 12 mei
– 11.00 uur:
Hoogmis met Basta*

Zaterdag 18 mei
– 17.00 uur: Pinksteren
Eucharistieviering Taborkapel

Zondag 19 mei
– 11.00 uur: Pinksteren
Hoogmis met Gemengd Koor*

Maandag 20 mei
– 11.00 uur: 2e Pinksterdag
Eucharistieviering met samenzang*

Zaterdag 25 mei
– 17.00 uur:
Eucharistieviering Taborkapel

Zondag 26 mei
– Feest van de Heilige Drie-Eenheid: 11.00 uur:
Mis in de H. Antonius Abtkerk in Malden
Aansluitend  koffie/thee met lekkers, hapje en drankje.
GEEN MIS IN DE CENAKELKERK

*De viering is te volgen via YouTube.

Stefanus DSC_3348 - kopie

Preek voor de 3de zondag van Pasen – 14 april 2024  Cenakelkerk

Herwi Rikhof

 

Hand. 3,13-15.17-19 / Lc. 24,35-48

Inleiding
In het evangelie van vandaag horen we een gedeelte uit het evangelie van Lucas dat sterk doet denken aan het verhaal van de vorige week: de verrezen Heer die Tomas zijn wonden laat voelen. Omdat ik niet in herhalingen wil vallen, wil ik stil blijven staan bij de eerste lezing. In de Paastijd lezen we als eerste lezing niet een gedeelte uit het Oude Testament, maar uit de Handelingen van de Apostelen, het boek dat zo belangrijk is voor de schilderingen in onze kerk. De meeste schilderingen zijn namelijk gebaseerd op gebeurtenissen die in de Handelingen van de Apostelen verteld worden. Aan het begin van de Paastijd lijkt het me goed iets meer te zeggen over dat boek, dat ook zo belangrijk is voor de inrichting van het kerkelijk jaar. Dat we straks Hemelvaart vieren en Pinksteren heeft zijn reden in de Handelingen.

Preek
De weekendkranten staan er vol van: influencers die medische desinformatie verspreiden, hackers die dat doen met nepnieuws, politici die ervoor betaald worden om de visie van Rusland op de geschiedenis, en vooral op wat er in Oekraïne gebeurt, uit te dragen. En dan is natuurlijk nog steeds de discussie over hoe je over het conflict in het Heilig Land en Gaza moet spreken. In een of ander radioprogramma hoorde ik iets over de canon van de Nederlandse geschiedenis, dat die weer bijgesteld moest worden. Toen die in 2006 ingevoerd werd, werd al meteen gezegd dat in de loop der tijd die 50 vensters of thema’s opnieuw bekeken zouden moeten worden en een paar jaar geleden is die ook herzien werd en dat zal wel weer een keer gebeuren want er zijn altijd ontwikkelingen in onze maatschappij waardoor we een andere visie op het verleden krijgen, we andere accenten leggen. Al deze zaken maken niet alleen duidelijk dat we altijd naar iets kijken op een bepaalde manier, maar vooral dat we ons ook bewust moeten zijn van die manier.

Ik noem dit omdat het ons kan helpen wanneer we de Handelingen van de Apostelen lezen. In de nieuwste Bijbelvertaling staat onder de titel De handelingen van de apostelen als ondertitel Het tweede boek van Lucas. Dat is een toevoeging, in de grondtekst staat die ondertitel niet, maar het is niet vreemd. De schrijver, Lucas, begint de Handelingen met te verwijzen naar zijn eerste boek waarin hij het leven en optreden van Jezus heeft beschreven. In dat eerste boek begint Lucas met een paar opmerkingen waaruit blijkt dat hij zich bewust is dat hij het verhaal van Jezus op een bepaalde manier vertelt en ook met een bepaald doel. Daar is niets mis mee, we weten dat dat heel gewoon is.  Elke schrijver heeft een bepaalde visie heeft, organiseert altijd het materiaal, accentueert altijd bepaalde zaken accentueert en brengt altijd andere niet ter sprake. Het is goed wanneer een schrijver zich daar niet alleen van bewust is, maar dat ook uitdrukkelijk noemt en ter sprake brengt. Dat kan je als lezer helpen.

Aan het begin van zijn tweede boek, begint Lucas niet met dat soort opmerkingen maar het zou vreemd zijn dat hij zich er niet van bewust is dat hij ook dit boek schrijft met een bepaalde visie, en met een bepaald doel. Alleen nu moet je als lezer dat proberen te ontdekken. En omdat dat boek Handelingen zo’n belangrijke basis is geweest voor de schilderingen in onze kerk, kan onze kerk ook meehelpen de visie van Lucas op die eerste jaren van de christelijke geloofsgemeenschap te ontdekken.

Vandaag hebben we een gedeelte gehoord uit een toespraak van Petrus. In dat gedeelte komt al een visie op de geschiedenis naar voren. Petrus vertelt namelijk wat er met Jezus gebeurd is – feiten: Jezus is veroordeeld, een moordenaar is vrijgelaten. Maar Petrus kleurt die feiten ook door Jezus een heilige te noemen en een Gerechte, een rechtvaardige. Hij gaat nog verder als hij zegt: ‘Maar God heeft hem uit de doden doen opstaan.’ Het gaat om een geschiedenis waarin God een rol speelt. Dat is blijkbaar niet vanzelfsprekend of duidelijk. Maar Petrus is daar wel van overtuigd en daarom zegt hij ook dat hij daarvan ‘getuigt’.

Er zit dus iets dwarsigs in die visie. Petrus geeft een visie op de geschiedenis die voor zijn toehoorders niet gewoon is. Hij weet dat, want hij zegt aan zijn toehoorders dat zij zich moeten bekeren, dat wil zeggen, dat zij zijn visie moeten overnemen. Dat ongewone is voor ons misschien niet zo duidelijk, omdat we deze visie vaker gehoord hebben en die voor ons min of meer gewoon is of gewoon geworden is. Daar wil ik even bij stil blijven staan bij dat dwarsige.

Het ongewone voor de toehoorders van Petrus is niet dat God handelt in de geschiedenis. Dat zijn ze gewend. Ze kennen de verhalen over de aartsvaders Abraham, Izaac en Jacob, ze kennen de verhalen over Mozes, over uittocht en de intocht, ze kennen de verhalen over de ballingschap in Babylon en de terugkeer naar het Beloofde Land. Maar het ongewone is hóe God handelt: dat God anders handelt en oordeelt dan de geestelijke en wereldlijke autoriteiten, dat de Messias niet de politieke leider is waar mensen op hopen, maar dat de gekruisigde de Messias is (2, 36). Dat ongewone is ook ongewoon voor de leerlingen. Wanneer Jezus zijn leerlingen vertelt dat de Messias moet lijden en zal sterven, is Petrus de eerste die protesteert.

Piet Gerrits heeft Petrus daar geschilderd terwijl hij zelfverzekerd spreekt, verkondigt, getuigt. Als je in de evangelies over Petrus leest krijg je een wat ander indruk, zeker in het lijdensverhaal waarin hij angstig zich van Jezus distantieert en zoals we de vorige week hebben gehoord heeft hij zich met de andere leerlingen opgesloten uit angst voor de Joden.  Wat is er met hem gebeurd? In de visie van Lucas iets spectaculairs: een hevige wind en vurige tongen. Petrus raakt net als de andere leerlingen vol van de Heilige Geest (2, 1-4). Het is door de werking van de heilige Geest dat Petrus zo zelfverzekerd kan spreken en verkondigen, het is door de werking van de heilige Geest dat het ongewone van het handelen van God duidelijk wordt.

Wat met Petrus gebeurt, gebeurt telkens in de Handelingen van de Apostelen en ik noem kort twee mensen die ook in de kerk zijn afgebeeld: Stefanus en Barnabas.

Stefanus is de leerling die Lucas tekent als een tweede Jezus. Hij wordt net als Jezus gevangengenomen, net als Jezus voor het Sanhedrin geleid en net als bij Jezus worden valse getuigen opgevoerd. En wanneer hij gestenigd wordt, bidt hij als Jezus op het kruis: ‘reken hun deze zonden niet aan’ en ‘Heer ontvang mijn geest’. De eerste keer dat Lucas Stefanus noemt karakteriseert hij hem als ‘een man vol geloof en de heilige Geest’ (6, 5).

Wanneer Lucas Barnabas voor het eerst noemt, meldt hij dat hij eigenlijk Jozef heet, maar dat hij de naam ‘Barnabas’ van de apostelen gekregen heeft (4,36). Lucas vertaalt die naam ook: ‘zoon van troost’. Een mooie manier om te zeggen dat hij vol van de Geest is, die immers de Trooster wordt genoemd. Wanneer hij door de apostelen vanuit Jerusalem naar Antiochië wordt gestuurd om te kijken wat daar allemaal gebeurt – niet alleen aan Joden wordt het evangelie verkondigd, maar ook aan heidenen- , en misschien ook wel om orde op zaken te stellen, verheugt hij zich over wat daar allemaal gebeurt en spoort hij de mensen aan door te gaan, want – merkt Lucas op – ‘hij was een voortreffelijk man vol van de heilige Geest.’ (11,23-24)

In de koepel heeft Piet Gerrits de Pinkstergeest geschilderd met kringen van vlammetjes en tussen de ramen heeft hij teksten aangebracht waarin de werkzaamheid van de Geest in de scene die daaronder te zien is, wordt aangegeven. Piet Gerrits heeft daarmee op een mooie en diepzinnige manier aangegeven wat de visie van Lucas op de geschiedenis is. Het is een gelovige visie, een visie waarin de Geest door mensen als Petrus, Stefanus en Barnabas het ongewone handelen van God gestalte geeft. Petrus, Stefanus en Barnabas staat daar voor elke leerling, ook voor ons. Delen we Lucas’ visie op de geschiedenis?

 

 

1937.1_cristo-resucitado

Preek voor de 2de zondag van Pasen 2024 Cenakelkerk

Herwi Rikhof

 

Hand. 4,32-35 / Joh. 20,19-31

Aan het eind van de corridor zag ik het. Tot mijn verrassing. Het schilderij dat ik uit een van mijn boeken over religieuze kunst kende en waar het een volle pagina kreeg. De schrijver van dat boek merkt hierbij op dat er een ‘onvatbare ontroering’ uitgaat van dit schilderij (Peter Schmidt, In handen van mensen, 20). Maar ik realiseerde me niet dat het in het museum hing, dat ik op een vakantie bezocht. Het museum vond het blijkbaar ook wel een bijzonder schilderij, want ze hadden het niet in een van de zij-ruimtes gehangen, maar prominent aan het eind van die corridor. Ik liep er langzaam naar toe, terwijl ik de andere schilderijen maar even links liet hangen. Eerst naar dit schilderij. En, terwijl ik er rustig naar toeliep, kreeg ik een inval. Ik stond er rustig voor te kijken of die inval ook klopte, toen een mevrouw mij haar audio-tour aanbood, omdat ze blijkbaar zag dat ik geïnteresseerd was en misschien dacht dat ik niet wist waar ik naar keek. Ik heb die audiotour beleefd aangepakt en ook beluisterd, maar wat ik hoorde, wist ik al, maar mijn inval, mijn ontdekking toen ik op het schilderij toeliep, werd er niet in verwoord. De mevrouw heb ik onder dank die audiotour teruggegeven en toch maar mijn eigen gedachten de vrije loop gelaten. Op de website van het museum staat dit schilderij ook met een korte toelichting, maar ook in die toelichting staat niet wat ik in dit schilderij zie. (Museo Nacional Thyssen-Bornemisza, Madrid.)

Voor mij is dit indrukwekkende schilderij uit het eind van de 15de eeuw namelijk een verbeelding van het evangelie van vandaag, van de ontmoeting van de verrezen Heer met zijn leerlingen op Paasavond of nog preciezer van zijn ontmoeting met die ene leerling die er op Paasavond niet bij was, Tomas Dydimus genaamd, in de volksmond ‘de ongelovige Tomas’. Dat inzicht kreeg ik dus toen ik het schilderij van verre zag en ernaar toe liep. Goed, de achtergrond past niet echt bij het gegeven dat Jezus de ruimte binnenkomt waarin de leerlingen zich opgesloten hebben uit angst voor de Joden, maar toch die achtergrond is sowieso wat vreemd: het lijkt op een haven met een zeilschip met een mast die van verre op een kruis lijkt. Maar het gaat mij om de voorgrond, om ‘de Verrezen Christus’ zoals de titel van het schilderij luidt en terecht luidt.

Maar het is wel een heel andere verbeelding van de verrijzenis of de verrezen Heer dan veel andere verbeeldingen die ik ken. Daar zie je een triomf, een triomfantelijke Christus, onoverwinbaar, ongrijpbaar voor de soldaten. Hier zie je een kwetsbare Christus, niet alleen door de wonden, maar ook en vooral door zijn gezicht en zijn gezichtsuitdrukking. Als je goed kijkt, zie je de tranen op zijn gezicht en zie je ook dat ze neer druppelen op zijn borst. De verrezen Heer huilt. Een droevige, bedroefde melancholische Christus. En die droevige Christus kijkt je aan.

Het is ook een andere verbeelding dan de meeste verbeeldingen van Christus die Tomas uitnodigt met zijn vingers zijn wonden te voelen. Daar zie je Tomas met andere leerlingen en Christus die de hand van Tomas vastheeft en hem stuurt. En, je ziet dat tafereel en profile. Je bent toeschouwer.  Maar hier is geen Tomas te zien, en ook geen andere leerlingen. En, hier geen en profile, maar en enface, geen blik van terzijde, maar oog in oog. En precies omdat geen leerlingen geschilderd zijn, geen Tomas, maar wel Jezus die jou aankijkt, word jij een van de leerlingen. Jij die de Verrezen Heer in de ogen kijkt, jij die de richting van de gewonde hand naar de gewonde zijde volgt, jij bent Tomas. Dat was mijn inval toen ik naar het schilderij liep.

Waarom is dit schilderij voor mij een verbeelding van het evangelie van vandaag is, van het bezoek van de verrezen Heer op Paasavond aan zijn leerlingen, of preciezer van de ontmoeting van Tomas met de verrezen Heer?

Omdat Tomas, ondanks het gegeven dat hij in de traditie die ongelovige Tomas is gaan heten, niet ongelovig is. Integendeel. Hij is gelovig en zou ik willen zeggen ook een goede theoloog. Dat zeg ik niet, omdat hij als een van de weinigen tot een duidelijke geloofsbelijdenis komt, zoals we gehoord hebben: ‘mijn Heer en mijn God’. Dat zeg ik, omdat Tomas de verrijzenis niet los wil zien van de dood op het kruis. Er moet continuïteit zijn. Anders gaat het niet om dezelfde persoon.

Het is verleidelijk de verrijzenis los te zien van lijden en dood. Het is verleidelijk Pasen los te zien van Witte Donderdag en Goede Vrijdag. Het is verleidelijk Pasen, de verrijzenis los te zien, in de trant van eind goed al goed. Het is verleidelijk Pasen en de verrijzenis los, op zich te zien, omdat we altijd een happy end willen, zoals in sprookjes. Elke zondag vierden we toch Pasen?

Zeker, wij zijn mensen van de verrijzenis, wij zijn wat dat betreft allen zondagskinderen, maar de weg ernaar toe is belangrijk. De verrijzenis is het antwoord van de Vader op de weg die de Zoon is gegaan. Het is zijn ja, zijn bevestiging dat die weg van Jezus de Christus de ware levensweg is, zoals we ook in het evangelie van Johannes kunnen lezen: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven, of zoals het ook kunt verstaan: ik ben de ware levensweg. We zien dus een verbeelding van de verrijzenis waarin die weg te zien en wel op een manier waarop niets van het moeilijke en moeizame van de weg, verdoezeld wordt.

Maar waarom heeft de schilder Bramantino een melancholische, bedroefde Jezus geschilderd, met tranen in de ogen, op zijn gezicht en op zijn borst? Een emotionele Verrezen Heer. Emotioneel vanwege zijn lijden, vanwege zijn wonden? Misschien. Dat is een logische verklaring en in het korte commentaar bij de afbeelding in dat kunstboek noemt de schrijver dat ook. Maar als je het schilderij ziet als een schilderij waar Jezus zijn wonden toont aan Tomas en dat wij die Tomas zijn, dan is de Verrezen Heer misschien ook emotioneel vanwege degenen die hij aankijkt en die hem aankijken, om hen, om ons te raken, om ons te doordringen dat wanneer wij als christenen de weg van de Christus gaan wij geen gemakkelijke weg gaan. Zoals Jezus het ergens in het evangelie zegt: wie mijn volgeling wil zijn, moet dagelijks zijn kruis opnemen (Lc 9, 23). Wanneer wij vandaag Pasen afsluiten, is dat een wat ontnuchterende, maar wel heel belangrijke boodschap.

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding1

Pelgrimage Jordanie 2024

Pelgrimage naar Jordanië februari/maart 2024

Na het succes van vorig jaar, vond er ook dit jaar een Pelgrimage plaats. Deze keer naar Jordanië.
Aan het eind van onze reis was het verzoek om onze ervaringen in enkele zinnen te delen. In het volgende document wordt de onveranderde versie van de teksten, die zijn ingestuurd, gedeeld. Het blijft een enorme uitdaging (of beter onmogelijkheid) om het grote aantal momenten dat ons geraakt heeft en de diepe indrukken die wij hebben gekregen in enkele zinnen te vatten. Hieronder een impressie:

 

Pelgrimeren heb ik meer gedaan, in het bijzonder de lange tochten afgelegd naar het Santiago van de ‘Sterren”. In Jordanië zijn er even veel sterren, maar deze tocht was toch weer echt anders. Waren de vorige wandeletappes erop gericht ‘jezelf tegen te komen’, hier was de kernbedoeling de verbinding met de ander; vergelijkbaar dus met die van dat (eeuwenoude) volk van de Israëlieten.  Hun leider Mozes had als kerntaak de opdracht van God gekregen om voor zijn volk het ”beloofde land “te gaan opzoeken. En dan is onderlinge verbinding wel ‘een must’ om ergens te komen. En iedere Woestijn, destijds die van Sin, nu is Wadi Rum ons voorbeeld, biedt dan echt wel een beeld van de vele uitdagingen. Dat heb ik zelf met al mijn zintuigen mogen vaststellen.
In de actualiteit van toen versus nu zijn die uitdagingen (voor de mensheid, voor Gods volk onderweg, onze groep ‘pelgrims’, maar ook voor ieder individueel persoon, alle vluchtelingen incluis) ook nu weer volop aanwezig. Zij zijn hooguit complexer, meer internationaal en meer algemeen ‘bekend en erkend’ dan 3300 jaar geleden, Tijdens deze pelgrimsreis werd ik getroffen door de analogie tussen de ‘uitdagingen‘ van toen en nu. Vooral dankzij Herwi’s inspirerende commentaren tijdens onze vele ‘bezinningsmomenten’ onderweg. Deze voor mijzelf geweldige (misschien zelfs overweldigende) analogie geeft een extra dimensie aan ‘mijn denken’. En waar vind je dat elders nog in onze opleidingen/opvoedingen, ja in onze huidige samenleving? Kortom ons leven is niet in hoofdzaak een ‘intellectuele uitdaging‘ om er iets van te maken. Maar een steeds weer in de actualiteit vereiste aanpassing van ons mens zijn, met alle ‘capaciteiten’ die ons daarbij ten dienste staan; empathie, barmhartigheid, solidariteit en geduld. Want mooi om te overpeinzen vind ik de vraag: is het actuele gedrag van ‘de mensen (het volk onderweg)’ niet even halsstarrig als die van de mensen van Mozes, zo’n 3.300 jaar geleden?  En als het antwoord op die vraag bevestigend zou mogen luiden komt de ’natuurlijke vervolgvraag: wat doen wij daar dan mee?
En er is nog een overeenkomst dankzij het werkwoord pelgrimeren zelf. Pelgrimeren is blijkbaar van ‘alle tijden, maar kan ‘tegelijkertijd alleen plaatsvinden in de concrete belevenis ervan, van de actuele persoon in zijn of haar hier en nu dus. En zo bezien is pelgrimeren niets anders dan je bezinnen op, reflecteren over je huidige situatie. En hopen en bidden dat je met Gods hulp wat verder mag komen, zowel letterlijk als figuurlijk.
En dan tenslotte nog enige gedachten over onze groep zelf. Als je als groep gelijke, mooie maar ook minder mooie, belevenissen meemaakt schept dat verbinding. En die werd voelbaar en zichtbaar tijdens onze tocht. En als je dan ook nog tussen de reisgenoten je eigen dochter of zoon mag ‘herontmoeten ‘, op tal van onverwachte momenten. Dat alles stemt mij blij en dankbaar tegelijk.
René Wilderom

 

Om in enkele zinnen weer te geven wat ons het meest geraakt heeft tijdens de pelgrimage is een schier onmogelijke opgave.
Het is mijn eerste pelgrimage en wat mij opviel was de snelheid waarmee een saamhorigheid ontstond waarin ook relatieve buitenstaanders zoals ik betrokken werden.
Het gesprek met de gevluchte Syriër na afloop van de gezamenlijke bijeenkomst bij JRS die zei dat moslims en christenen niet met elkaar botsen, maar wel de verschillende stromingen van de islam onderling, dat hij daar waarschijnlijk ook aan had meegedaan als hij in Syrië gebleven was, maar dat hij in JRS geleerd heeft dat de verschillen relatief klein zijn en dat hij hoop put uit het Westen, waar protestanten en katholieken in vrede met elkaar samenleven.
De samenstelling van de vieringen met goed gekozen, soms mij onbekende verhalen uit het Oude Testament, de bezielende ondersteuning van Herwi, de gezangen die daarbij prima pasten en mij soms tot tranen toe ontroerden.
Wij hebben een onvergetelijke reis gemaakt mede door iedereens steun bij de blessure van Annelies.
Mai  Gockel-Gieskes

 

Voor mij was het een hele bijzondere reis en helemaal speciaal om dit samen met mijn moeder te doen. Als ik dan een paar dingen zou moeten noemen dan is dat het bezoek aan het Jezuïeten Vluchtelingen Centrum. Alles daar ontstaat vanuit empathie en we zijn er voor elkaar en om elkaar te helpen, ongeacht geslacht, kleur, religie, et cetera. Daarnaast het verhaal van Mozes 40 dagen in de woestijn die Herwi in de woestijn voorlas. De reflectie die hij daarbij gaf was een hele nieuwe dimensie voor mij, heel mooi!
Annelies Gockel

 

Het lijkt onwerkelijk dat wij nog een jaar geleden op pelgrimage in Israël waren.  Een onvergetelijke pelgrimage omdat wij ons letterlijk in de voetsporen van Jezus bevonden. Wij waren dan ook zeer onzeker wat wij van deze cultuur/pelgrimage reis mochten verwachten. Maar pelgrimage is meer dan op een plek van Bijbelse betekenis te zijn – het is het gevoel van samen te groeien als groep en in het geloof. De verbondenheid onder elkaar, de individuele gesprekken, de teksten van Herwi met heldere uitleg, aanzettend tot denken en diepgang te zoeken. Wij zouden zoveel momenten die ons geraakt hebben kunnen noemen, zoals: het gesprek met de vluchtelingen bij JRS, het onwerkelijke gevoel aan de oevers van de Jordaan met uitzicht op de kant van Israël (10 meter uit elkaar) waar nu geen mens te zien was, terwijl wij afgelopen jaar er in de drukte hebben gestaan, de herhaling van onze doopbelofte op de doopplaats van Jezus, de analogie van het ontbrekende uitzicht op het beloofde land vanuit Mount Nebo en de vreselijke oorlog in Gaza, de gezamenlijke tijd in de woestijn met een mis in het zand, maar wat voor ons het meest waardevol lijkt, is de steun en ruimte die ontstaat om ons geloof te beleven en te verdiepen.
Angela en Andreas Voss

 

Mij zal zeker bijblijven: Dat in de groep zo merkbaar was dat iedereen er is voor iedereen!
De indrukwekkende vieringen die we met Herwi hebben gehad. Dat we nu een beeld hebben van plaatsen die we uit de Bijbel alleen van naam kenden. De perfecte leiding en organisatie van Erik.
Jo van Benthum

 

De hele pelgrimage hebben wij als zeer waardevol, verdiepend en inspirerend ervaren. Wat ons het meest heeft getroffen zijn de verhalen van de vluchtelingen in het Jezuïeten Center in Amman. Dat zij, ondanks dat zij huis en haard hebben moeten ontvluchten en de moeilijkheden die zij als vluchteling ervaren, zo krachtig en positief in het leven staan. Dat zij zich met elkaar verbonden voelen doordat zij dezelfde moeilijkheden ervaren, dat zij elkaar steunen, ondanks de verschillende nationaliteiten, religies en achtergronden.  Naast dit bezoek zijn er zoveel mooie en indrukwekkende momenten geweest: onder andere de missen in de woestijn en de bedoeïenentent, die Herwi met zijn inleidingen op de lezingen zo treffend en met de vertaling naar het nu, heeft vormgegeven; de rust in Wadi Rum (zonder telefonisch bereik); het bezoek aan het kerkje in El Hosson, dat door Piet Gerrits is geschilderd; de wandelingen door het wonderschone Petra en Jerash; de ontmoetingen met de zeer vriendelijke en behulpzame Jordaniërs. En uiteraard het gevoel van verbondenheid en het voeren van mooie gesprekken met onze reisgenoten. Veel dank aan Herwi voor zijn spirituele leiding en aan Erik voor de perfecte organisatie.
Dirk van Benthum en Karin Rijnholt, mede namens Jasmijn

 

Een voorrecht om in verbondenheid met jullie parochiegemeenschap samen een deel van het oude testament door te lopen. De mooie exegese van Bijbelteksten over Abraham en Moses van Herwi op bijzondere plaatsen. De Jeugd: betrokken en verbonden. Het profetische uitzicht op Mount Nebu: regen en dikke mist boven het Beloofde Land.
Dank dat ik jullie op deze pelgrimage mocht begeleiden en mocht deelnemen.
Erik Cornel

 

Vandaag is het 20 maart en bijna 3 weken geleden begon onze pelgrimsreis. Ik heb tijd nodig gehad om te beleven en alles wat ik heb ervaren te verwerken.
Wat heeft mij het meest heeft geraakt…
De vieringen in de buitenlucht en met name in de woestijn Wadi Rum.
Woorden uit de bijbel; wij waren op plaatsen waar in de bijbel over gesproken wordt en die door Herwi zo bijzonder in de dagelijkse werkelijkheid geplaatst worden!
Voelen dat ik daar nu loop. Geconsacreerd brood en wijn delen in de uitgestrekte woestijn om ons heen. Het in alle rust lopen langs al die bijzondere plekjes.
De muurschilderingen van Piet Gerrits bekijken, de doopplaats van Jezus, Al-Maghtas, Petra.
Naar binnen lopen en ervaren wat je ziet: “Ik ben hier echt!!”
Dit onder de uitstekende en warme begeleiding van Herwi en Erik.
Ik ben opgenomen in de groep! Dank je wel.
Bea van het Bolscher-Woolderink

 

Vanuit het ziekenhuis in Amman.  De tekst die me het meest heeft geraakt is de mystieke tekst uit Exodes 33:18-23 Mozes bidt om Gods majesteit te mogen zien en hij krijgt een bijzonder antwoord… Natuurlijk waren de eerste 4 dagen, een feest van herkenning voor mij omdat ik hier 22 jaar geleden samen met mijn tweede echtgenoot ben geweest. Het landschap, Jerash, Madaba, de berg Nebo in nevelen gehuld, zonsondergang aan de Dode Zee, de doopplaats aan de Jordaan!  De kleuren en geuren, het eten, net als vorig jaar in Israël… Ook de   vertrouwdheid van de reisgenoten onder elkaar vond ik fijn om te zien. En toen op dag 5 van de reis moest ik plotseling opgenomen worden in het ziekenhuis in Amman. Ik kon de groep toch enigszins blijven volgen door de mooie boekjes die voor deze reis waren samengesteld en foto’ s die reisgenoten naar me appten. Bijzonder in dit vredelievende land, waren zeker ook de mensen in het ziekenhuis die ik nu van dichtbij leerde kennen. Zo vriendelijk en hulpvaardig, spontaan en oprecht! En er was een klein kind dat ik nachts hoorde huilen, zo aangrijpend alleen klonk het. En toen voelde ik me verbonden met al die verdreven en wanhopige mensen in Gaza en met de oorlog daar.
Anneke Dullaert

 

Een haast onmogelijke opgave: verwoorden wat de meest bijzondere ervaring was tijdens onze pelgrimstocht door Jordanië. Het gevoel door de geschiedenis te lopen in Amman en Jerash, het horen van de trieste, maar ook krachtige verhalen van de vluchtelingen in het centrum van de Jezuïeten, het staan op plekken waar ooit Mozes heeft gestaan, het bezoek aan het door Piet Gerrits geschilderde kerkje in Al Husn, het ervaren van de schoonheid van Petra en het gevoel van ruimte in de woestijn, het waren stuk voor stuk bijzondere ervaringen. Maar als ik dan toch één ervaring moet kiezen, dan is dat de viering op de plek waar Jezus gedoopt is. De sfeer op die plek, de woorden van Herwi: indrukwekkend. En toen enkelen van ons na de viering ook nog eens het lied ‘Go down, Moses’ begonnen te zingen, het lied over bevrijding: kippenvel. Hoe actueel zijn de verhalen van toen!
Diny Geboers

 

Terugkijkend op een buitengewoon inspirerende reis zijn er een paar dingen die mij bijzonder raakten, zoals:
Het verschil tussen arm en rijk te zien aan woonvormen en kleding.
De sjofel geklede kinderen die vanachter een hek vriendelijk en enthousiast naar ons zwaaiden
De verdampingssnelheid van de Dode zee met meters per jaar
De saamhorigheid in de groep en de dagelijkse overwegingen
De bergen in Jordanië als inspiratie voor mijn iconen.
Carel Verdonschot

 

Mozes trok 40 jaar lang door de woestijn met zijn volk. In de woestijn Wadi Rum zongen we het lied van Huub Oosterhuis “De steppe zal bloeien”. Mozes was vol hoop, vol verwachting en vol inspiratie op weg naar het beloofde land. Hij leerde dat niet de dwingende stok maar het overtuigende woord ons een betere wereld brengt; het Verbond in de parochie, voor vluchtelingen en voor allen die geteisterd worden door oorlogen. Door het Woord zal het water stromen en zal de steppe lachen en juichen.
Paul en Monica de Kerf

 

Samen, met fantastische tochtgenoten en onder bezielende begeleiding, op reis in het prachtige Jordanië, is voor mij een ware pelgrimage geweest voor hart en ziel.
Blijvende waardevolle herinneringen zijn onder meer: de fascinerende natuur in de woestijn, de historische culturele steden Amman en Petra, de onderlinge positieve band tussen iedereen, de inspirerende gesprekken, de gezelligheid en de dagelijkse momenten van spirituele verdieping.
Marja Bakker

 

Deze Pelgrimagereis bevatte zoveel hoogtepunten dat het voor mij heel moeilijk is om te kiezen. Wat mij diep geraakt heeft is het samenzijn op de diverse plaatsen waar Herwi een toepasselijke inleiding hield en iemand van ons de betreffende lezing daarna voorlas, te beseffen dat je juist op die plaats aanwezig mocht zijn waar het in het verre verleden gebeurd was. Zó anders dan er wanneer in de kerk hetzelfde wordt voorgelezen: de Bijbel ging leven! Deze spirituele ervaring heeft ons tot een hechte groep gemaakt. Dankbaar kijk ik op deze bijzondere reis terug!
Trudy Sweerman-van Paridon

 

Voor ons was het hoogtepunt van de reis het rotsachtig landschap van Petra; het Nabataean Koninkrijk met zijn archeologische wonderen en aansluitend Wadi Rum; de vallei van de maan, het uitgestrekte woestijngebied. Wat een ervaring was dat, met de jeep door het woestijnlandschap te rijden, de prachtige zonsondergang te zien en de mis in de Woestijn met de mooie teksten en gezangen o.l.v. Herwi te beleven!
Margo van der Borg en André Ibes

 

Het stond niet in de reisinstructie. Het werd niet uitgesproken of opgedragen. Het was er gewoon: de liefde en zorg voor elkaar. Wie was er met ons aan het werk?
De vanzelfsprekendheid van de aandacht voor elkaar die ik tijdens deze pelgrimage heb mogen ontvangen is mij erg dierbaar geworden. Het samenzijn in verbondenheid, confronteert me met het feit dat het gelovig zijn in een seculiere samenleving veelal een eenzame worsteling is. Dat wist ik eigenlijk wel, maar nu ik geproefd heb hoe het ook anders kan, voelt deze worsteling ongemakkelijker. Wat kan ik zeggen over Jezus, de profeten, de Bijbelse verhalen, zonder dat ik in een positie kom dat ik mezelf moet verantwoorden, indekken of beschermen? Alsof mijn mond afgeremd wordt en mijn geloof slechts een stameling is. Mijn bedachtzaamheid neemt het over van de Geest. Tijdens de pelgrimage was dit wel anders. Het zinzoekende en bevragende karakter van de gebedsdiensten en vieringen waarbij Herwi Rikhof in onbevangenheid ons durfde te bevragen en dat ook bij zichzelf deed, hielp ontzettend in het aangaan van ontwapenende gesprekken onder de pelgrims. Gesprekken over bekoringen, wantrouwen, vertrouwen en leiderschap; Bijbelse eeuwenoude thema’s, en toch heel actueel en herkenbaar. Deze intieme uitwisselingen zijn een verademing in een wereld die gekenmerkt wordt door dolende individuen in een web, schreeuwend om aandacht, maar overschreeuwd worden door de macht van het geld en leiders die enkel zichzelf dienen. Bij terugkomst realiseerde ik me dat een pelgrimage een daad van verzet is. Verzet tegen het allesverslindende individualisme en de onthechting van onze gezamenlijke geschiedenis.
Nooit gedacht dat ik in een vreemd land, thuis zou kunnen komen.
Thuiskomen bij het zien van de schilderingen van Piet Gerrits in het kerkje in Al Husn. Een vreemde voelen bij terugkomst in Nederland. Bij het wederzien van de Cenakelkerk als witte schittering tussen de donkere bomen, kwam ik weer thuis in Jordanië. Kunst en geloof als verbindend snoer over grenzen heen.
Thuiskomen ook bij de rivier de Jabbok. Jacob worstelde met God en kwam er niet ongeschonden van af. Hij heeft uiteindelijk toch de moed om zijn broer Esau te ontmoeten. Een verzoening volgt. Een bekend verhaal dat ik voorlas aan mijn kinderen. We stonden daar als groep pelgrims verweesd bij die rivier te kijken. Velen van ons zich verbazend over het afval in de rivier; was dit een heilige plaats? De Jordaanse mensen leken zich om het afval niet te bekommeren; kinderen speelden met hun ouders en grootouders bij het stromende water. Een kleutertje klauterde over een rots naar me toe. Zijn moeder delegeerde hem aan mij ‘how are you’ te vragen en mij de hand te schudden. Het zachte kleine kinderhandje voelde als verzoening.
Ja, dit is een heilige plaats; onbetwistbaar.
De liefde en aandacht voor elkaar beperkten zich blijkbaar niet tot de pelgrims onderling. Dit soort ontmoetingen met buitenstaanders waren hartverwarmend.
Thuiskomen bij elkaar over grenzen heen, met kunst en Bijbelse teksten als visioen van vrede. De reisinstructie was onuitgesproken. Iedereen bleek ermee bekend.
Ineke Roex

 

Geweldige organisatie en mooie doordachte theologische begeleiding. Fijne groep waarin je je vertrouwd voelde en men wat voor elkaar over had. Het meest indrukwekkend vond ik 1/ de doopplaats met de smalle Jordaan en de oorverdovende stilte in Israël op slechts 20 meter afstand en 2/ de eenvoud van de eerste eucharistieviering in het rode zand van de woestijn en de mooie uitleg waarom Mozes niet het beloofde land binnen mocht (veranderend leiderschap).
Birgit Bär

 

Allereerst was er -net als vorig jaar- het gevoel van thuis-zijn bij elkaar. De groep was gezellig & zorgzaam en werd hechter naar mate we meer moois zagen, schriftlezingen hoorden, ervaringen deelden en samen in gebed waren. Dat gevoel van thuis-zijn was er ook in het kerkje van El Hosson, gedecoreerd door Piet Gerrits, ver van huis, maar door de herkenbare stijl van de prachtige schilderingen: Thuis.
De lezing over de worsteling van Jacob met God -in de gedaante van een persoon- raakte mij, maar omdat het voor mij zo herkenbaar was. (Gen. 32, 24-31). Jacob worstelde met Gods plan en gebeurtenissen in zijn leven, maar hield God volhardend vast en vroeg om zijn zegen.
En Gods zegen was voelbaar onder ons aanwezig in de Schrift, de uitleg daarvoor door Herwi en ons samen op weg zijn, uiteindelijk naar het Hemelse Jeruzalem.
Karina Bremers

 

 

Allereerst heb ik door deze pelgrimage ontdekt dat het begrip pelgrimage een breed begrip kan zijn. Ik was een beetje bang dat het meer een cultuurreis zou worden dan een pelgrimage, maar ondanks het ontbreken van kerken en kapellen op allerlei plekken of misschien wel dankzij dat ontbreken werd het voor mij een echte pelgrimage waar de woestijn-ervaring centraal in stond.
Vervolgens bleek ook dit keer weer dat een parochie pelgrimage niet alleen catechetische mogelijkheden in zich bergt, maar ook goed is voor de kerkopbouw.
Herwi Rikhof

20240401_121207

Preek voor de Paaswake 2024

Herwi Rikhof

Gen. 1,1-2,2 Ex.14,15-30a Jes. 55,1-11 Rom. 6,3-11 Lc. 24,1-12

 

‘Overal in Europa gaan de lichten uit: we zullen ze in ons leven niet meer aangestoken zien worden.’ Dat zei de toenmalige minister van buitenlandse zaken Edward Grey aan het begin van de Eerste Wereldoorlog op 3 augustus 1914 toen in Londen de schemering inviel en de lantaarns in de straten werden aangestoken. Een uitspraak die verschrikkelijk genoeg nog steeds gedaan kan worden al worden er geen lantaarns meer aangestoken en is het nu eerder het begin van de lente dan het eind van de zomer. De voortekenen zijn niet gunstig voor mensen die een rechtvaardige samenleving voorstaan waarin iedereen wordt gerespecteerd, ongeacht geslacht, afkomst, kleur, geloofsovertuiging.

We beginnen de paaswake altijd in het donker, maar het lijkt alsof dit keer dat donker extra donker is, nooit is het wel een leuk spelletje, maar kent het een diepe symboliek, maar vanavond voelt die symboliek dieper aan. Ik ben niet de enige die overeenkomsten ziet met onze tijd en de dertiger jaren die geleid hebben tot de Tweede Wereldoorlog. Je hoopt dat mensen van de geschiedenis hebben geleerd, want als je niet van de geschiedenis leert, maak je telkens dezelfde fouten.

Toen we de afgelopen woensdag met de vormelingen in de Sint Jan in den Bosch waren voor de chrisma-mis, de mis waarin de bisschop de oliën wijdt die in alle parochies gebruikt worden voor het zalven van de zieken, voor de dopelingen en voor de vormelingen vertelde de bisschop in zijn preek ook dat volgend jaar weer een jubeljaar is. Ik had de poster wel gezien, maar nog niet echt aandacht besteed. De bisschop meldde ook dat het motto voor dit jubeljaar is: pelgrims van de hoop. Dat motto heb ik voor kennisgeving aangenomen, maar ik heb het de afgelopen dagen ook wat met me meegedragen. En gaandeweg is tot me doorgedrongen hoe passend en misschien ook hoe profetisch dat motto is.

Bij hoop moet ik altijd denken aan die prachtige tekst over de hoop van de Franse dichter Charles Péguy, die gestorven is in september 1914 in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Geloof, hoop en liefde zijn in onze geloofstraditie de drie deugden die ons naar God brengen. Die drie deugden worden in de traditie ook wel als drie zussen afgeschilderd. Péguy geeft aan die traditie een opmerkelijke draai: hij ziet de hoop als een klein meisje dat tussen haar grote zussen Geloof en Liefde huppelt, een klein meisje dat gemakkelijk over het hoofd wordt gezien, maar dat in feite die twee grote zussen meetrekt. Zonder hoop is er geen geloof, zonder hoop is er geen liefde. Paulus mag wel zeggen dat de liefde de grootste is van de drie, Péguy zegt dat die kleinste onmisbaar is.

Maar dat is niet enige opmerkelijke in dat lange gedicht van Péguy. Hij schrijft daarin ook: ‘De hoop is een kleine meisje van niets, dat in de wereld is gekomen op kerstmis van het vorig jaar.’ (L’Espérance est une petite fille de rien du tout, Qui est venue au monde le jour de Noël de l’année dernière). Door die opmerking associeer ik hoop met Kerstmis, maar de laatste dagen is me ook duidelijk geworden dat die hoop ook alles te maken heeft met Witte Donderdag, met Goede Vrijdag en met Pasen. Op Witte Donderdag hebben we Jezus in de Hof van Olijven horen bidden tot zijn Vader dat hij hoopt dat hij de beker van het lijden niet hoeft te drinken, maar we hebben ook gehoord dat dat gebed niet verhoord wordt, die hoop niet bewaarheid wordt. Op Goede Vrijdag bidt Jezus op het kruis een tekst waarin hoop en wanhoop samengaan: mijn God, mijn God waarom hebt U mij verlaten? En vannacht horen we dat lijden en dood niet het laatste woord hebben, dat wanhoop niet het uiteindelijke is, dat hoop sterker is dan wanhoop, leven sterker dan dood. En zo wordt duidelijk dat de hoop, ook al is het een meisje van niets, dat dat niet betekent dat hoop iets kinderachtigs is of iets  of naïefs. Hoop, de hoop die ons bij God brengt, is een gelouterde hoop, een hoop getekend door het leven.

En dan zegt Péguy nog iets opmerkelijks. Dat God verbaasd is over de hoop. Geloof en liefde zijn haast vanzelfsprekend, zegt God, maar de hoop niet: het is verbazingwekkend dat kinderen, dat mensen zien wat er allemaal gebeurt en geloven dat het morgen beter zal zijn. God zelf is er door verrast. Péguy gebruikt dan een beeld dat vannacht echt diepte krijgt: de hoop als een vlammetje. ‘Een dansend vlammetje dat de stroperigheid van de wereld heeft doorstaan, een trillend vlammetje dat de stroperigheid van de tijd heeft doorstaan, een angstig vlammetje dat de stroperigheid van de nachten heeft doorstaan … een vlammetje dat onmogelijk te pakken is, een vlammetje dat onmogelijk uit te blussen is door de adem van de dood.’  (Une flamme tremblotante a traversé l’épaisseur des mondes. Une flamme vacillante a traversé l’épaisseur des temps. Une flamme anxieuse a traversé l’épaisseur des nuits. … Une flamme impossible à atteindre, impossible à éteindre au souffle de la mort).

 Met het beeld van dat vlammetje voor ogen, ontdek ik hoe passend en misschien ook wel hoe profetisch dat motto is voor het jubeljaar: pelgrims van hoop. Mensen bewogen door hoop, mensen op weg naar hoop.

 ‘Overal in Europa gaan de lichten uit: we zullen ze in ons leven niet meer aangestoken zien worden.’ Maar vanavond hebben wij onze vlammetjes aangestoken, vlammetjes die niet te blussen zijn door de adem van de dood. Als mensen van de verrijzenis zijn wij inderdaad pelgrims van hoop, niet van een kinderlijke of naïeve hoop, maar van een doorleefde hoop.

 

 

 

 

_MG_9959 13x18 (462x640)

In Memoriam Fred de Haard

Zijn 2e thuis was de Cenakelkerk. Zijn 1e thuis: bij zijn vrouw Leny. Samen waren zij jarenlang actief voor de kerk. Fred was de man die er achter de schermen voor zorgde dat de kerk schoon werd gehouden, dat de kandelaars van kaarsvet werden ontdaan, dat de kazuifels op tijd naar de stomerij gingen. Hij was bovendien de koster bij uitvaarten en bewees zo talloze parochianen de laatste eer door voor hen het kruis te dragen bij het laatste plechtige afscheid in de kerk.

Maar boven alles was Fred de man van de bloemen. Hij versierde alles, letterlijk en figuurlijk; dankzij zijn warme contacten met ’t Molentje was er aan bloemen en planten geen gebrek. Hij maakte daarmee de prachtigste bloemstukken, toverde met Pasen – samen met een team van getrouwen – het altaar om in de tuin met het graf, met gras, bloemperken en een heuse klaterende fontein van leven gevend water, hij veranderde de kerk in een feestzaal met bloemen ter ere van Maria ten Hemelopneming, bracht het altaar in gereedheid en zorgde voor de lichtjes voor de viering van Allerheiligen-Allerzielen, hij zorgde voor de Kerstsfeer, richtte kerststallen in met bijbehorende kerstversiering. Ook buiten de grote kerkelijke feesten stonden er prachtige boeketten bij het altaar in de eeuwige gouden streep zonlicht die daar door de ramen naar binnen valt.

Fred, grote man, vriendelijk gezicht, een warme stem die je al van verre hoorde klinken in de keuken, want elk werk begint en eindigt samen aan de keukentafel met een kop koffie. Hij hield van gezelschap, kon goed vertellen en deelde graag zijn enthousiasme voor het kerkgebouw. Hij was trots op zijn mooie kerk, zoals hij ook trots was op zijn gezin.

Hij had zijn eigen laadje in de grote ladekast in de gang naar de pastorie. Nadat hij om gezondheidsredenen zijn geliefde kerk en werk moest achterlaten bleef zijn naam nog jaren op dat laadje staan. FRED. Een stil aandenken en eerbetoon aan zijn onmiskenbare aanwezigheid in de coulissen van de kerk.

Fred de Haard overleed op 15 maart, op zaterdag 23 maart vierden we zijn afscheid in zijn eigen Cenakelkerk. JvH

 

DSCN9579

Preek voor Witte Donderdag 2024 Cenakelkerk

Herwi Rikhof

 

Mc 14,13-16 Deut 16,1-4.11-12 Mc 14,17-25 Mt 26,36-46

Waarom doen we vanavond heel plechtig wat we altijd al doen op zaterdag of zondag, of zelfs door de week: luisteren naar oude verhalen uit het boek dat vol staat met verhalen over mensen en over God, en vooral de maaltijd van Jezus vieren, bidden over brood en wijn en het brood breken en uitdelen de beker drinken? Waarom doen we dit vanavond? Omdat al die andere keren door het jaar wanneer we de eucharistie vieren, wij deze avond gedenken, deze avond herinneren, deze laatste avond van Jezus’ leven.

Een laatste keer is altijd apart. Ik merk nu de laatste jaren nu ik meer en meer te maken met met mensen die aan het eind van hun leven zijn, hoe apart, maar ook hoe verschillend die laatste keer is. Soms een moment van opluchting van gelukkig voorbij, soms van heimwee naar iets dat nooit meer zo zal zijn en nooit meer terug komt, soms het uitpieteren van een lang, te lang proces, soms een moment van hoogste intensiteit, soms de laatste keer van eindeloze herhalingen, soms wordt voor het eerst en het laatst gezegd wat altijd gezegd had moeten worden en nooit gezegd is, soms onbewust, soms weet je niet dat dit de laatste keer is, en soms heel bewust en nadrukkelijk gekozen. Een laatste keer, een afscheid, aparte momenten.

Dat laatste avondmaal, die laatste avond van Jezus’ leven was voor de leerlingen niet de laatste avond, was in hun beleving niet de laatste keer, voor Jezus wel. Een ongelijktijdigheid die zo vaak in ons leven voorkomt. Wat de een door heeft, ziet een ander niet, wat de een ziet aankomen, is voor de ander een volkomen verrassing. Denk maar aan de oorlog in de Oekraïne, denk maar aan de oorlog in Gaza, denk maar aan die aanslag in Moskou. Mensen hebben er voor gewaarschuwd, maar hun waarschuwingen zijn niet gehoord of afgedaan als beuzelpraat of propaganda.

Voor de leerlingen was deze maaltijd het vieren van Pasen, het feest van de Uittocht. Het feest van elk jaar, elk jaar wel een hoogtepunt, maar ook élk jaar. Een traditie in de echt zin van het woord, doorgegeven van geslacht op geslacht, gegrift in het gezamenlijk bewustzijn. In het boek Exodus, het boek dat in zekere zin met ons mee is gegaan op onze pelgrimage naar Jordanië, staat: “deze dag moet gij tot een gedenkdag maken, gij moet hem vieren als een feest ter ere van de Heer. Van geslacht tot geslacht moet gij hem als een eeuwige instelling vieren.” (Ex 12,14)

Voor Jezus was het dat ook en meer, het feest van de Uittocht én het feest van zíjn uittocht. Feest? Is dat het goede woord. Niet echt. Uit de evangelie-berichten over die laatste maaltijd kunnen we opmaken dat het een maaltijd met gemengde gevoelens was. Net na de voetwassing is Jezus diepbedroefd (13,21) en het gaat dan om het verraad van Judas. Al eerder, net voor het Paasfeest, zegt Jezus dat hij doodsbang is en dat hij speelt met de gedachte de Vader te vragen dit maar aan hem voorbij te laten gaan (12, 27).

In de verhalen in de evangelies over die laatste maaltijd staat ook niet dat Jezus iets zegt zoals in de tekst uit Exodus: dat we het moeten doen om hem te herinneren, dat we er een feest ter ere van de Heer van moeten maken, dat we er een traditie van moeten maken. Dat de eerste christenen dat wel gedaan hebben, dat voor Paulus het vanzelfsprekend is, dat ‘doet dit tot mijn gedachtenis’ tot de overlevering, tot de traditie behoort, betekent dat die eerste Christenen, dat Paulus begrepen heeft dat die uittocht van Jezus meer was dan een laatste keer eten, dat die laatste keer niet anders kon zijn dan een maaltijd, dan de maaltijd die bij het feest van de Uittocht hoort, omdat Jezus in die laatste maaltijd een verrassende diepte heeft gelegd.

Voor de leerlingen was het misschien een in de reeks van maaltijden die Jezus met allerlei anderen had gehouden. Meestal met mensen met wie niemand omging, naar wie niemand om keek, zoals toen een keer met dat kleine mannetje dat rijk was geworden door mensen te veel belasting te vragen en dat door iedereen met de nek werd aangekeken. Jezus had toen gezegd: ik wil bij jou eten,  en die man was toen zo blij geweest dat hij gezegd had: ik zal al die mensen het geld terug geven. Dat is wat telkens gebeurt in  die maaltijden: dat mensen het gevoel kregen dat God hen niet in de steek had gelaten, ook al hadden andere mensen hen in de steek gelaten, dat God hen belangrijk vond ook al waren ze voor andere mensen niet belangrijk.

Voor Jezus was het dat misschien ook, maar ook meer, al was het alleen maar doordat hij de gastheer was, zoals hij dat was geweest bij die duizenden mensen op de berg bij het meer kort voor een vorig paasfeest (Joh 6,4), toen hij over de vijf gerstebroden en twee gedroogde vissen dat een kindje bij zich had, de zegen had uitgesproken en het brood gebroken en de vis uitgedeeld had en iedereen te eten had gegeven. Jezus als gastheer die als zodanig herinnerd moest worden. Een gastheer die niet kieskeurig is, en dat wordt hem kwalijk genomen. Hij eet en drink met tollenaars en zondaars, is een terugkerend verwijt in de evangelies. En die inclusieve gastheer kan niet genoeg herinnerd worden.

Misschien hebben de leerlingen ook gedacht aan die verhalen over koninkrijk van God, die verhalen waarin de maaltijd zo’n belangrijke rol speelt, verhalen over gasten die niet willen komen, verhalen over een jongste zoon die terugkomt en de oudste die niet bij de maaltijd wil komen, verhalen over mensen die vooraan zitten en voornaam willen zijn, over de vrouw die zo blij is dat ze haar bruidsschat, haar schoonheid teruggevonden heeft dat de de buurvrouwen uitnodigt voor een feest.

Misschien heeft dat ook door Jezus hoofd gespeeld, maar ook meer, veel meer, want hij neemt niet alleen het brood en de wijn en spreekt de zegen uit, zoals het hoort, maar voegt daar aan iets ongehoords, iets verrassends aan toe: mijn lichaam, mijn bloed. Die maaltijd ben ik, dat koninkrijk van God ben ik.

Giotto_-_Scrovegni_-_-31-_-_Kiss_of_Judas

Metten Cenakelkerk met beeldmeditaties

Op de eerste drie dagen van de Goede Week waren er om 11.00 Metten in de Cenakelkerk, met iedere dag een beeldmeditatie van pastor Rikhof.

Hieronder vindt u de teksten en afbeeldingen.

Maandag:

Man van Smarten – Geertgen tot Sint Jans
Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer

Het is maar een klein schilderijtje, 25 bij 25 cm. Het hangt in het Catharijneconvent in Utrecht. Als ik in dat museum kom, ga ik altijd kijken en blijf ik wat langer staan.

Geertgen tot Sint Jans werd in Leiden geboren, maar werkte vooral in Haarlem, waar hij woonde in het klooster van de Jansheren, – vandaar zijn achternaam ‘tot Sint Jans’. Hij stierf in 1495 zo’n 28 jaar oud. Van hem zijn maar een paar schilderijen bewaard gebleven. Dit schilderijtje is waarschijnlijk het linker gedeelte van een tweeluik; het rechtergedeelte is verloren gegaan. Zo’n tweeluik was meestal niet bedoeld voor de kerk, maar eerder voor privé-devotie. Een tweeluik dat makkelijk op een tafel of een huisaltaar gezet kon worden ter meditatie. Zo wil ik er ook naar kijken.

‘Man van Smarten’ heet het schilderijtje. Maar behalve Jezus heeft Geertgen ook Maria de moeder van Jezus geschilderd die met betraande ogen naar haar zoon kijkt.  Achter Maria zien we de leerling Johannes, die de tranen uit zijn ogen veegt. Ook Maria Magdalena is geschilderd: in zichzelf gekeerd, met neergeslagen ogen, biddend. Achter Jezus zien we engelen, een bidt zoals Maria Magdalena, twee andere engelen dragen werktuigen van de passie:, spijkers, de hysop-stengel en de lans. Helemaal rechts heeft Geertgen de kolom geschilderd waaraan Jezus gebonden was tijdens zijn geseling en bespotting met de martelwerktuigen.

Maar de hoofdaandacht gaat duidelijk naar Jezus die centraal staat en de toeschouwer ook aankijkt. Daardoor kijk je anders naar hem dan naar de andere figuren. Bij de anderen kun je toeschouwer blijven. Je kunt wel hun verdriet indenken. Het is altijd onnatuurlijk wanneer een kind eerder sterft dan vader of moeder, het is altijd pijnlijk wanneer iemand van wie je veel geleerd hebt en die meer is geworden dan juist een van die al meesters of juffrouwen, die je in je leven tegenkomt, sterft. Maar toch, het wordt anders wanneer iemand je aankijkt. Dan kun je niet meer een toeschouwer blijven, een buitenstaander.

Jezus kijkt ons aan. Met een doornenkroon op zijn hoofd en met de tekenen van de geseling op zijn lichaam. Maar ook met de wonden van het kruis in zijn handen. En, met de wond door steek van de lans in zijn zijde waar bloed uit vloeit. Hij wijst met zijn rechterhand maar die bloedende wond terwijl hij met zijn linkerhand het kruis met het opschrift INRI vasthoudt. Hij staat in zijn graf en kijkt ons aan.

Het is een indrukwekkende verbeelding, maar Geertgen doet iets wat schilders en componisten kunnen, maar schrijvers niet: hij brengt in één beeld verschillende motieven, zoals een componist verschillende thema’s tegelijkertijd kan laten klinken. Hij brengt samen wat voor de kruising gebeurd is, de geseling en bespotting, wat tijdens de kruising gebeurd is, de wonden in de handen en de zijde en wat na de kruising is gebeurd: de graflegging ook door de aanwezigheid van Maria, Maria Magdalena en Johannes. En ook de verrijzenis.

 

 

Dinsdag:

De Judaskus – Giotto

Het is een staande uitdrukking geworden: de judaskus. De term verwijst dan naar een daad waarbij het lijkt alsof je vriendelijk bent, maar je in werkelijkheid iemand benadeelt. De term verwijst naar de apostel Judas Iskariot die Jezus verraadde, en die hem identificeerde met een kus.

In het evangelie van Marcus, Mattheus en Lucas wordt die kus genoemd en in het evangelie van Matteus en Lucas spreekt Jezus Judas daarop aan. In Lucas zegt Jezus ‘Judas lever je de Mensenzoon uit met een kus?’(Lc 22,48). Dat kun je neutraal verstaan, maar de term kus duidt op een ander lading, een lading van intimiteit en vriendschap. In het evangelie van Mattheus zegt Jezus dan ook ‘Vriend, ben je daarvoor gekomen ?’ (Mt 26,50). Vriend.

Giotto heeft die kus van Judas geschilderd te midden van een menigte soldaten en anderen. Hoewel in de evangelies niets staat over fakkels is het wel logisch dat die meegedragen worden in zo’n Nacht und Nebel-activiteit. Met de knuppels en lansen vormen die een dreigende achtergrond. Aan de linkerkant van Jezus en Judas slaat Petrus met een zwaard het oor af van een van die anderen die met de soldaten meegekomen zijn.

Maar centraal staat de kus. Giotto heeft dat moment van de kus magistraal geschilderd. Je ziet niet alleen dat Judas in zijn lichaamstaal dat intieme uitdrukt: hij slaat zijn armen om Jezus heen slaat, zoals vrienden doen en Giotto pakt het moment dat Judas vooroverbuigt om te gaan kussen. Maar je ziet ook dat ze elkaar aankijken en die blikken spreken boekdelen. Geen neutrale blikken, maar emotionele blikken. Terwijl de blik van Judas een mengeling is van onzekerheid en woede, is de blik van Jezus rustig, berustend, medelijdend en bedroefd.

Zo’n interpretatie van de emoties is natuurlijk altijd hachelijk. Misschien niet wat betreft de emoties van Jezus. We weten dat hij het gebruik van het zwaard verbiedt, ‘wie naar het zwaard grijpt zal er door omkomen’, geweld roept geweld op en hij doorbreekt die spiraal. We weten dat hij dat afgehakte oor weer geneest.  We weten dat hij zich voor dat niet-verzetten beroept op de Schriften: hoe zouden die anders in vervulling moeten gaan? (Mt 26, 52-54). Maar met de emoties van Judas ligt dat anders, moeilijker.

Judas wordt voor het eerst in het evangelie genoemd wanneer Jezus zijn twaalf apostelen kiest: hij is de laatste in het rijtje en er wordt meteen toegevoegd dat hij Jezus zal verraden (Mt 10,4  Lc 6,16). Daarmee wordt hij al in een bepaald licht geplaatst. Als eerste van dat rijtje wordt Simon genoemd met de opmerking dat hij Petrus, rots genoemd wordt, maar die rots Simon zal Jezus ook verraden. Giotto heeft Petrus, die het oor van van die bediende van de hogepriester afhakt een heiligen-krans gegeven, maar dat lijkt ,ook gezien zijn verraad later die nacht, een beetje te vroeg.

Waarom verraadt iemand zijn of haar vriend of vriendin, familie, volk, land? Als je het zo formuleert, zit je al in een frame, heb je al een bepaalde blikrichting. Wat de een verraad noemt, noemt een ander een openbaring. De een noemt iemand een verrader, de ander een klokkenluider. Nog niet zo lang geleden kwam Julian Assange weer in het nieuws, al eerder werd hij wereldnieuws door Wikileaks. Voor de een een verdediger van de vrije pers, voor de ander gezocht wegens betrokkenheid bij moord. Waarom verraad Judas Jezus, waarom wordt Judas een klokkenluider?

In de evangelies wordt gesuggereerd vanwege geld: hij krijgt per slot dertig zilverlingen. Hij is ook de man van de financiën en wordt op schilderingen van het Laatste Avondmaal ook vaak met een geldbuidel afgebeeld. Eigen gewin? In het Johannes-evangelie staat een passage die sterk die kant uitgaat. Nadat Maria Jezus met heel kostbare nardusbalsem heeft gezalfd en heel het huis vol hangt van die balsemgeur, zegt Judas Iskariot “Waarom is die balsem niet voor driehonderd denaries verkocht en het geld aan de armen gegeven?” De evangelist voegt als commentaar toe: ‘Hij zei dat, niet omdat hij bezorgd was voor de armen, maar omdat hij een dief was en uit de beurs die hij bewaarde, wegnam wat erin kwam.’ (Joh 12, 3-6) In het evangelie van Matteus  en Marcus is die zalving, dat geldverspilling, de aanleiding voor  Judas om contact te zoeken met de hogepriesters om Jezus over te leveren( Mt 26,14-16; Mc 14,10-11)

Maar is het mogelijk dat Judas echt bezorgd was om die armen, dat hij die zalving echt een vorm van geldverspilling vond, dat hij teleurgesteld was in Jezus’ reactie, dat dit incident de druppel was die de emmer deed overlopen, dat er al een diepere teleurstelling was omdat Jezus toch niet de Messias was die hij verwachtte?

Het plaatje van Judas de aartsschurk, degene die in de visie van Dante in het diepste van de hel zit,
wordt in het evangelie van Matteus ook wel iets bijgesteld. Als enige evangelist vertelt Matteus namelijk dat Judas spijt krijgt, wanneer hij merkt dat Jezus ter dood wordt veroordeeld. Hij brengt het geld terug, maar de hogepriesters en oudsten, die hem eerst wel wilden horen, weigeren nu het gesprek: zoek het zelf maar uit. Judas pleegt daarop zelfmoord. Degenen die de film van Passolini gezien hebben herinneren zich die scene waarschijnlijk en ook de wanhoop die er uit sprak.

Wanneer de Judaskus op zich staat is het inderdaad iets verwerpelijks: een vriend verraden. Maar wanneer we de motieven erbij betrekken en ook de afloop is het eerder iets diep tragisch en misschien ook wel iets herkenbaars.

Voor de loggia van onze kerk heeft Piet Gerrits een mozaïek van het Laatste Avondmaal ontworpen waarop ook afgebeeld is wat we net als lezing hebben gehoord: Judas die de zaal verlaat en het duister in gaat. Daarmee heeft Piet Gerrits het verraad een duidelijk onderdeel gemaakt van het Laatste Avondmaal. Wanneer wij in onze eucharistieviering vlak voor de communie zeggen dat we niet waardig zijn, God vragen niet te letten op onze zonden, is dat een echo van dat verraad van Judas die de nacht in gaat. Van die tragische Judas.

 

Woensdag:

De Verrezen Christus – Bramantino 

De afbeelding kende ik uit een van mijn kunstboeken, maar toen ik in het museum het echte schilderij zag, gebeurde het. Ik wist niet dat schilderij in dat museum hing, en ik was dan ook verrast toen ik op een verdieping kwam waar het helemaal aan het eind van corridor hing. Ik liep er langzaam naar toe, terwijl ik snel keek naar wat in de verschillende gedeeltes links van mij hing – voor later. Eerst naar dit schilderij. Ik stond er rustig voor te kijken, toen een mevrouw mij haar audio-tour aanbood, omdat ze blijkbaar zag dat ik geïnteresseerd was en misschien dacht dat ik niet wist waar ik naar keek. Ik heb die audiotour beleefd aangepakt en ook beluisterd, maar wat ik hoorde, wist ik al en mijn ontdekking toen ik het schilderij van verre zag, werd er niet in verwoord. De mevrouw heb ik onder dank die audio tour terug gegeven en mijn eigen gedachten de vrije loop gelaten. Op de website van het museum staat dit schilderij ook met een korte toelichting, maar ook in die toelichting staat niet wat ik in dit schilderij zie. (Museo Nacional Thyssen-Bornemisza, Madrid)

Voor mij is dit indrukwekkende schilderij uit het eind van de 15de eeuw een verbeelding van de ontmoeting van de verrezen Heer met zijn leerlingen op Paasavond of nog preciezer van zijn ontmoeting met die ene leerling die er op Paasavond niet bij was, Tomas Dydimus genaamd, in de volks mond de ongelovige Tomas. Dat inzicht kreeg ik ineens toen ik het schilderij van verre zag. Goed, de achtergrond past niet echt bij het gegeven dat Jezus de ruimte binnenkomt waarin de leerlingen zich opgesloten hebben uit angst voor de Joden, maar toch die achtergrond is sowieso wat vreemd: het lijkt op een haven met een zeilschip met een mast die van verre op een kruis lijkt. Maar het gaat mij om de voorgrond.

In het verleden werd aan dit schilderij de titel ecce homo of man van smarten gegeven, maar de wonden in de handen en de zijde maken duidelijk dat dit niet een verbeelding is van Christus van vóór de kruisiging, maar van na de kruisiging. Daarom heeft het nu de titel ‘de Verrezen Christus.’ Terecht.

Maar het is wel een heel andere verbeelding van de verrijzenis of de verrezen Heer dan veel andere verbeeldingen dei ik ken. Daar zie je een een triomf, een triomfantelijke Christus, onoverwinbaar, ongrijpbaar voor de soldaten. Hier zie je een kwetsbare Christus, niet alleen door de wonden, maar ook en vooral door zijn gezicht en zijn gezichtsuitdrukking. Als je goed kijkt, zie je de tranen op zijn gezicht en zie je ook dat ze neer druppelen op zijn borst. De verrezen Heer huilt. Een droevige, bedroefde Christus. En die Christus kijkt je aan.

Het is ook een andere verbeelding dan de meeste verbeeldingen van Christus die Tomas uitnodigt met zijn vingers zijn wonden te voelen. Daar zie je Tomas met andere leerlingen en Christus die de hand van Tomas vastheeft en hem stuurt. En, je ziet dat tafereel en profile. Je bent toeschouwer.  Maar hier is geen Tomas te zien, en ook geen andere leerlingen. En, hier geen en profile, maar en enface, geen blik van terzijde, maar oog in oog. En jij die terugkijkt wordt een van de leerlingen, bent Tomas.

Waarom is dit schilderij voor mij een verbeelding van het bezoek van de verrezen Heer op Paasavond aan zijn leerlingen, of preciezer van de ontmoeting van Tomas met de verrezen Heer?

Omdat Tomas, ondanks het gegeven dat hij in de traditie die ongelovige Tomas is gaan heten, niet ongelovig is. Integendeel. Hij  is gelovig en zou ik willen zeggen ook een goede theoloog. Dat zeg ik niet, omdat hij als een van de weinigen tot een duidelijke geloofsbelijdenis komt: ‘mijn Heer en mijn God’ (Joh 20, 28). Dat zeg ik, omdat Tomas de verrijzenis niet los wil zien van de dood op het kruis. Anders gaat het niet om dezelfde persoon.

Het is verleidelijk de verrijzenis los te zien van lijden en dood. Het is verleidelijk Pasen los te zien van Witte Donderdag en Goede Vrijdag. Elke zondag vierden we toch Pasen? Het is verleidelijk Pasen, de verrijzenis los te zien, in de trant van eind goed al goed. Het is verleidelijk Pasen en de verrijzenis los, op zich te zien, omdat we altijd een happy end willen, zoals in sprookjes

Zeker, wij zijn mensen van de verrijzenis, wij zijn wat dat betreft allen zondagskinderen, maar de weg ernaar toe is belangrijk. De verrijzenis is het antwoord van de Vader op de weg die de Zoon is gegaan. Het is zijn ja, zijn bevestiging die die weg de ware levensweg is, zoals we ook in het evangelie van  Johannes kunnen lezen: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven, of zoals het ook kunt verstaan: ik ben de ware levensweg.

We zien dus een verbeelding van de verrijzenis waarin die weg te zien en wel op een maner waarop niets van het moeilijke en moeizame van de weg, verdoezeld wordt. De huilende Christus heeft in de leerschool van het lijden gehoorzaamheid geleerd, niet een slaafse domme gehoorzaamheid, maar geleerd dat juist in die moeilijke momenten het mogelijk is, het nodig is te luisteren naar God (vgl. Hebr. 5,7-10).

Wanneer Tomas zegt alleen maar te geloven in de verrijzenis als hij de wonden kan zien en aanraken, geeft hij aan dat de verrezen Heer alleen maar de gekruisigde Heer kan zijn. Wanneer wij  dat Tomas nazeggen, geven we aan dat we die ware levensweg willen gaan.

 

 

 

 

 

20220410_124240

Overweging 5e zondag Veertigdagentijd, 16-17 maart Cenakelkerk

Margaret de Groot-Vlasveld

 

Hebreeën 5,7-9, Johannes 12,20-23

 

Begin en het einde, geboren worden en sterven. Het is overal, in de wereld om ons heen, in kleinere kring, families, gezinnen, tussen partners. Ook in ieders persoonlijk leven is het levenseinde een zekerheid.  In veel pastorale gesprekken komt het onderwerp ter sprake. Angst voor de dood probeer ik bespreekbaar te maken. Waar is angst voor? Waar is men voor bevreesd? Het mysterie van de dood is meestal wel te aanvaarden. De angst is voor de weg ernaartoe, hoeveel pijn en lijden staat me te wachten. Vooral het afscheid nemen van geliefden geeft beklemming. Graag willen wij de band met hen niet verbreken. Zowel voor wie gaat sterven als degene die achterblijft.

Volgende week gaat de film Eternal You in première. Kort gezegd: Door kunstmatige intelligentie kunnen overledenen met hun dierbaren praten. Een digitaal hiernamaals. Het verlangen om het menselijk bestaan op te rekken en de diepe wens om contact te houden met onze geliefden. Het verlangen is tijdloos en universeel. Er kan b.v. gevraagd worden of de overledene goed is aangekomen aan de andere kant? Hoe het daar is? Wordt onze sterfelijkheid onsterfelijkheid? Neemt deze technologie de rol over van religie, die een leven na de dood belooft?

In het Evangelie luisterden wij naar de laatste publieke redevoering van Jezus. Hij gaat in op het diepste verlangen dat de mensenzoon wordt verheven tot majesteit. Er wordt gezinspeeld op het uur dat nog niet gekomen is. Het uur van de dood, het uur waarin de lijdensweg voorbij is. Het woord overlijden kan zo verstaan worden: Je komt over je lijden heen. In de brief aan de Hebreeën staat dat Christus luid geroepen en geweend heeft, gebeden en gesmeekt tot God om Hem uit de dood te redden.  Jezus gaat de weg van lijden aan het kruis, waarin hij de zeven kruiswoorden laat horen. Ook Jezus sterft met menselijke gevoelens aan het kruis. In de zeven kruiswoorden komt zijn menszijn naar voren. Eerst geeft Jezus alle aandacht aan anderen bij de eerste drie kruiswoorden.

Op weg naar de Goede Week wil ik ingaan op Zijn laatste zeven woorden. Herkenbaar hoe zij die weten dat het levenseinde nadert, in het reine willen komen met hun omgeving, vergeving vragen voor wat minder goed is geweest. Hoe er zorg gedragen wordt voor de nabestaanden. Soms wacht men totdat iedereen geweest is om afscheid te nemen.

1.Jezus vraagt vergeving aan zijn Vader voor anderen die zich niet bewust zijn van hun daden. Hij vraagt vergeving voor zijn moordenaars.

2.Jezus brengt verlossing voor de twee andere mannen die naast hem aan het kruis hangen: Heden zul je met mij in het Paradijs zijn.

3.Hij schenkt vertrouwen door zijn Moeder Maria en de geliefde leerling Johannes dichtbij elkaar te brengen; Dit is uw zoon, dat is je moeder. Ze weten zich met elkaar verbonden in verdriet.

Vanaf nu horen wij de vertwijfeling die Jezus zelf raakt, zijn kwetsbaarheid.

Er komt in de laatste, terminale fase, een ommekeer, een verinnerlijking waarin de verzwakking toeneemt en draagkracht afneemt.

  1. Jezus voelt zich verlaten en roept uit: Mijn God, Mijn God, waarom hebt u mij verlaten? Niet meer weten hoe verder, pijn en ellende aan den lijve ervaren.
  2. Nog intens wordt de kwetsbaarheid als Jezus uitroept; “Ik heb dorst”. Niet te drinken krijgen”. De lichamelijkheid van het lijden wordt ten diepste ervaren.
  3. Er komen woorden van overgave: “Het is volbracht”. Bij een eindpunt kan het bevrijdend zijn omdat het stervensproces voltooid wordt.
  4. En dan de voleinding. Jezus durft zich met lichaam en geest toe te vertrouwen aan zijn Vader: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest”

Hij sterft in het vertrouwen dat hij Gods Licht en Liefde mag aanschouwen.

Dit menselijke lijden is aards, voor de Mensenzoon en voor u en mij. Zo gaat ieder zijn weg van vergeving naar voltooiing. Amen.

 

 

 

Contact

Centraal Parochiesecretariaat:

Groenestraat 229

6531 HH Nijmegen

tel: 024 – 355 3630

e-mail:
parochiecentrum@h3eenheid.nl

Bereikbaar op werkdagen tussen 09.00-12.30 uur.