DSCN7324

Preek voor de 28ste zondag door het jaar 2024

Vroeg of laat wordt die vraag gesteld, meestal door een sportjournalist. De vraag: wat ging er door je heen? Het is zelfs de titel geworden voor een boek over sport journalistiek. De bedoeling van de vraag is dan niet dat de hardloopsters of voetballer een diepe gedachte formuleert over politiek of economie, maar haar of zijn gevoelens verwoordt. Geen rationele argumenten voor of tegen, maar emoties. Nu zijn emoties ook belangrijk in ons leven. Ze begeleiden bijna alles wat we doen of laten, soms wat verborgen en op de achtergrond, soms openlijk en bepalen ze de voorgrond. Deze week zei iemand tegen mij: jij bent hier echt kwaad over hè. Ik had helemaal niet gezegd dat ik er kwaad over was, maar blijkbaar klonk dat toch door in mijn stem en sprak het uit mijn gezicht. Ik moest weer denken aan een voorval tijdens een werkcollege. Wij studenten zaten te luisteren naar de professor, toen hij zijn betoog onderbrak en ineens tegen mij zei, mijnheer Rikhof– dat was de tijd waarin wij uzeiden tegen de professor en de professor ons bij onze achternaam aansprak – mijnheer Rikhof, u vindt dit onzin of niet. Ja professorzei ik. Wilt u het dan niet zo duidelijk laten merkenwas zijn reactie. Ik had niets gezegd maar mijn body-language was blijkbaar duidelijk genoeg.

Het gebeurt niet zo vaak dat we in het evangelie iets expliciets horen over de emotie van mensen die iets meemaken, van  Jezus, van de leerlingen, van de Schriftgeleerden of Farizeeërs, of van andere mensen. Soms wel een glimp, maar vandaag heel expliciet. Jezus kijkt de man met wie hij in gesprek is liefdevol aan. En het woord dat voor kijken gebruikt wordt is ook een sterk woord, meer dan kijken intensief of goed bekijken. Waarom staat dat liefdevol er zo nadrukkelijk bij? Wat gebeurt er in die ontmoeting? Kunnen wij iets van die ontmoeting leren?

Het begint meteen al een beetje vreemd, overdreven, haast een man die Jezus iets wil vragen en zich op de knieën werpt. In het evangelie van Marcus gebeurt dat wel een paar keer, dat iemand zich op de knieën werpt, maar dan gaat het om iemand die ziek is en genezen wil worden (vgl. 1,40). Maar hier gaat het om een gesprek, preciezer, om een leergesprek. Hij spreekt Jezus ook aan met de titel didaskalos, leraar, docent, meester in onze vertaling. En als je kijkt naar de structuur van het gesprek is het een echt leergesprek zoals dat in scholen plaats vond toen en in de eeuwen daarna. Een student stelt een vraag, de docent geeft een reactie, stelt een tegenvraag, daarop antwoordt de leerling en daarop antwoordt de docent weer.

Behalve dat op de knieën vallen is er nog een signaal dat dit leergesprek niet een gewone discussie is: de man noemt Jezus niet alleen leraarmaar ook goede leraar. En dat is ongewoon. Dat blijkt ook uit de reactie van Jezus: waarom noem je mij goeden voegt daar aan toe alleen God is goed. Hoe versta je die reactie?

Als een soort waarschuwing: verwacht van mij  geen speciale leer, geen nieuwe inzichten, extra geboden. Daarom verwijst Jezus voor zijn antwoord ook naar de bekende geboden. Het antwoord op de vraag naar het eeuwige leven is dus geen nieuw antwoord maar het bekende antwoord. Deze uitleg die veel exegeten geven vind ik te gemakkelijk, te oppervlakkig en verklaart naar mijn idee ook niet echt dat Jezus hem ineens liefdevol aankijkt.

Ik denk dat er iets van irritatie door klinkt in Jezus opmerking. Jezus schat die man op basis van zijn vraag niet zo hoog in. Ik bedoel dat hij hem inschat als iemand die een vraag stelt om aandacht te vragen, als iemand die eerder een luxe probleem heeft dan dat hij met een echte vraag worstelt. En Jezus laat dan zijn irritatie doorklinken in die vraag: waarom noem je mij goed, alleen God is goed. En in zijn antwoord klinkt in het lijstje met geboden ook zoiets door van vragen naar de bekende weg, haast een standaard antwoord.

Maar misschien vergist Jezus zich op het eerste gezicht en zou hij vanwege die knieval en dat goede leraardie man serieus moeten nemen, en inzien dat hij een echte vraag heeft. Er staat niet bij hoe oud hij is, misschien is hij nog jong en vraagt hij zich af wat hij zal doen met zijn leven, misschien is hij rond de veertig, mid-life crisis en vraagt hij zich af of dit nu alles is, misschien is hij oud, heeft hij teruggekeken op zijn leven en vraagt hij zich af, heb ik het nu wel goed gedaan? Die vraag naar het eeuwige leven is een vraag die op elk moment van het leven gesteld kan worden, kunnen wij op elk moment van ons leven stellen. Die vraag naar het eeuwige leven kan ook opgeroepen worden door wat om je heen gebeurt, de overgang naar de herfst en de herfststormen, ziektes en sterfgevallen, de politieke ontwikkelingen, de oorlogen. Geen luxe-vraag dus, wat de man betreft, en misschien ook wat ons betreft. Wanneer hij dan een antwoord geeft op Jezusantwoord waarin Jezus verwijst naar de bekende geboden, klinkt dat serieuze door. Hij neemt zijn geloof serieus, hij neemt God serieus. Dat herkent Jezus ineens, kijkt hem goed aan, kijkt hem liefdevol aan.

Jezus kijkt die man dus goed aan, kijkt hem liefdevol aan en maakt dan een opmerking waardoor die man ontdaan en ontstelt Jezus verlaat. Wat heeft die opmerking met die liefdevolle blik te maken?

Misschien dit. In de manier waarop de man de vraag stelt naar het eeuwig leven klinkt iets door dat Jezus treft en waar hij omdat hij die vraag herkent als een echte vraag en omdat hij de man sympathiek vindt die man op wil wijzen. Als hij de man niet sympathiek had gevonden, had hij daar niet op gewezen, had hij zijn schouders opgehaald en was verder gelopen. Herkenbaar denk ik. Wanneer iemand belangrijk voor je is, wanneer je van iemand houdt,  dan kun je ook, moet je ook – zeker zo nu en dan – kritische vragen durven stellen. Niet om die ander af te breken of te kleineren, maar om die andere op te bouwen en verder te helpen. En precies dat doet Jezus hier.

Jezus merkt op dat de man de vraag naar het eeuwige leven stelt, zoals hij – bewust of onbewust- in het leven staat: wat moet ik doen om het eeuwig leven te verkrijgen?Een vraag met drie verschillende accenten: wat moet ik , wat moet ik doen, wat moet ik doen om te verkrijgen. En die verschillende accenten wijzen op een bepaalde egocentrische levenshouding. Natuurlijk is het niet vreemd om te vragen naar ik. Het gaat per slot om zijn leven, zijn eeuwige leven. Maar het is wel tekenend dat die ikletterlijk het onderwerp is: het gaat om hem en het gaat van hem uit. Hij is in controle, of wil in controle zijn. En hij vraagt wat hij moet doen, om een bepaalde activiteit het het doel iets te bezitten te hebben

Ik denk dat Jezus met die slotopmerking de man niet weg wil jagen, maar wel iets wezenlijks wil verduidelijken rond het eeuwig leven, iets wezenlijks dat met zijn levenshouding samenhangt, iets wezenlijks dat die sympathieke man over het hoofd ziet. En ik pak nu even erbij wat Jezus zegt nadat die man vertrokken is tot zijn leerlingen: hoe moeilijk het is voor mensen met geld het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Ik denk dat het niet zozeer om rijkdom gaat, over hoeveel geld iemand heeft, maar om een bepaalde houding.. Ik denk dat omdat de leerlingen zeggen: wie kan dan nog dat rijk binnen komen? En de leerlingen zijn nou niet bepaald rijke mensen. Ik denk dat vooral omdat Jezus afsluit met een opmerking waarin hij het perspectief verandert. Niet in de macht van mensen, wel in de macht van God: die kan het je geven. Of als ik die vraag van die sympathieke man erbij haal: eeuwig leven kun je niet verkrijgen, daar kun je niet van alles voor doen, maar je kunt het wel krijgen, je moet er voor open staan.

Het eeuwige leven is een leven dat ieder van ons kan krijgen, het leven met de Eeuwige is voor ieder van ons mogelijk als we er open voor staan, als we met lege handen in het leven durven te staan. Daarom is het zon mooi gebaar wanneer we straks onze hand ophouden om het lichaam van Christus te ontvangen.

Jonge-Echtparen-Uitnodiging-20-03-2022-b

Preek voor de 27ste zondag door jaar 2024​​

Inleiding

In de gedeelten die wij de afgelopen weken en ook vandaag lezen uit het evangelie van Marcus krijgen de leerlingen van toen en van nu onderricht: over wie de Messias en wat dat betekent, over wie de grootste is, over wie niet tegen ons is voor ons is. Moeilijke zaken, toen en nu. En vandaag komt een ander moeilijk onderwerp aan de orde: huwelijk en scheiding. Jezus citeert uit een verhaal uit de Schrift dat we als eerste lezing horen. Maar hij voegt daar wel een zin aan toe. Een zin die in de liturgie van het huwelijk is terecht gekomen. Wat God verbonden heeft zal de mens niet scheiden.Waarom doet hij dat? Wat bedoelt hij daarmee?

Preek

Of ik mee wilde doen aan een enquete. De vraag kwam niet van een of andere winkel, museum of restaurant naar aanleiding van een aankoop of een bezoek, een vraag die ik herhaaldelijk in mijn mailbox vind, maar het verzoek betrof een student die bezig was met haar proefschrift. Ze wilde graag de mening horen pastores over een medisch ethische kwestie. En zoals zo vaak bij medisch ethische zaken, ging het om een gevoelig onderwerp: mag je ingrijpen in het dna van embryo om erfelijke ziekten te bestrijden? Hoewel ik in mijn pastorale praktijk dit nog niet tegen gekomen ben en hoewel moraaltheologie, theologisch ethiek niet echt mijn vak is, vond ik de problematiek intrigerend genoeg om in te gaan op dat verzoek. De afgelopen week heb ik met haar een dik uur zitten praten over dit onderwerp. Zoals bij de meeste ethische kwesties merkte ik al snel dat ik niet gemakkelijk ja of nee kon zeggen, een duidelijk voor of tegen kon uitspreken, maar telkens ja maaren nee tenzijzei, dat ik keer op  keer een genuanceerd antwoord gaf en dat ik voor dat genuanceerde antwoord ook argumenten had of moest zoeken: daar zorgde mijn gesprekspartner wel voor. Ze vroeg vriendelijk maar vasthoudend goed door. En gaandeweg dat gesprek ontdekte ik dat ik mijn vak dogmatiek niet kon verloochenen, maar dat ik bij het zoeken naar argumenten voor mijn antwoorden terug viel op een aantal inzichten die ik in de jaren dat ik als theoloog les gaf en onderzoek deed heb gekregen. Een van die inzichten is het belang van de scheppingstheologie: dat het geloof in God de schepper van hemel en aarde een onderdeel van het geloof is dat je als theoloog niet moet verwaarlozen in je nadenken over het geloof.

Ik herinner mij een discussie met protestante collegas die dat nadenken over de schepping niet zo belangrijk vonden, omdat in de Schrift de geschiedenis God met zijn volk, het verbond centraal staat en schepping eigenlijk alleen aan de randen voorkomt, zoals een van hen het formuleerde. En katholieke collegas vonden mijn pleidooi voor een herwaardering van de scheppingstheologie een terugkeer naar een type theologie waar we toch afscheid van genomen hadden, die zeven dagen, die aandacht voor natuur en natuurprocessen in plaats van aandacht voor de mens en menselijke processen. Door die discussies is mijn belangstelling voor de scheppingstheologie niet verdwenen, maar eerder versterkt en tegelijkertijd verfijnd. Ik ben ook door het lezen van teksten uit vooral het Oude Testament gaan inzien dat in die teksten hele poëtische en hele diepzinnige reflecties zijn op de werkelijkheid om ons heen en ook op onze menselijke werkelijkheid. Het zijn niet zozeer verhalen over het begin, maar het zijn beginselverhalen. Wanneer je ze alleen maar leest als verhalen over het begin en ze vervolgens weg doet als kinderachtige verhalen of als verhalen die niet kloppen met wat wij nu vanuit de wetenschap weten over het ontstaan van de aarde en van de mens, doe je geen recht aan de diepte van die verhalen en aan het gelovig inzicht dat uit die verhalen spreekt.

Neem bijvoorbeeld het gedeelte uit het tweede hoofdstuk van Genesis dat we net gehoord hebben, over de eerste mens. Dat is een verhaal over relaties. Wij mensen hebben relaties nodig, wij hebben, zoals dat in het verhaal wordt geformuleerd, hulpen nodig die bij ons passen. Hulpen die bij ons passen. Een formulering om over na te denken. Allereerst hulp: dus de mens is hulpbehoevend, is fundamenteel hulpbehoevend, en niet alleen als kind of als 80 plusser. Vervolgens moet die hulp passend zijn. Wat is in dit geval passend? Als het effectief is, als het werkt? In dit verhaal wordt dat via dieren subtiel afgewezen als onvoldoende en te beperkt. Ik weet dat in het Engels de uitdrukking bestaat mans best frienden dat daarmee de hond bedoeld wordt die iemand heeft. En ik weet ook – en dat was deze week vanwege 4 oktober wereld dierendag ook weer te lezen in kranten – dat huisdieren een belangrijke rol kunnen spelen in het leven van mensen. Maar elke keer als ik op een hond pas, merk ik ook dat ze niets terug zegt en ik moet raden wat ze wil. In het verhaal dat we gehoord hebben vindt de mens die passende hulp in een andere mens, alleen in een andere mens. Hoe belangrijk dat is, komt naar voren in hoe de herkomst van die andere mens, van de vrouw verteld wordt. Niet uit de aarde, zoals de eerste mens, niet uit aarde zoals de dieren, maar uit een mens. Intiemer kan niet. En het eerste dat de mens zegt in de hele Schrift is de herkenning van die diepe intieme band: Diesmal ist sies, vertaalt Martin Buber: dit keer is zij het. Eindelijk.

Het maakt wat uit, het maakt alles uit of je deze visie op mens deelt, op de andere mens als passende hulp deelt of juist niet. Het maakt wat uit of je de relaties die wij hebben ziet als iets dat bij ons hoort, als dat ons tot mens maakt of dat je mensen en jezelf als eenlingen ziet met misschien wat toevallige verbanden. Het maakt wat uit of je jezelf en anderen ziet als mensen die mensen, die de hulp van mensen echt nodig hebben, of dat jezelf en anderen ziet als zelf-genoeg en de ander als een aardige of lastige bijkomstigheid.

Het gedeelte dat we net gehoord hebben eindigt met: zo komt het dat een man vader en moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht dat zij volkomen één worden.Die zin past niet als je het verhaal alleen als een verhaal over het begin in een ver verleden leest, want daar en dan kan nog geen sprake zijn van vader en moeder. Die slotzin maakt duidelijk dat het om een beginsel van alle tijden gaat, een patroon van over de eeuwen.

Ik vermoed dat zo iets ook speelt wanneer Jezus in die discussie over scheiden verwijst naar het begin. Dat Jezus dan niet zozeer naar iets uit een ver verleden wijst, maar een beginsel dat van alle tijden is citeert, de visie op de mens inbrengt die uit het scheppingsverhaal blijkt. Jezus citeert dan ook die slotzin over vader en moeder verlaten en een andere fundamentele relatie aangaan. Maar hij voegt er zelfs nog iets aan toe: wat God verbonden heeft, mag een mens niet scheidenWaarom voegt hij  dat toe? Om een antwoord te vinden moeten we misschien kijken naar die hele discussie

Jezus verwijst naar dat beginsel, maar dat doet hij in contrast met een voorschrift van Mozes, dat de Farizeeën ingebracht hebben. Daarmee wijst hij op het al te herkenbare gegeven dat beginselen niet altijd in de praktijk gerealiseerd worden, dat die diepe visie op de mens niet altijd werkelijkheid wordt. Of anders geformuleerd: je kunt een aanleg hebben voor iets, een talent, maar dat hoeft niet te betekenen dat je die aanleg dat talent dus ook gebruikt en ontwikkeld. Hier is geen sprake van een automatisme.

Jezus wijst door dat contrast ook op het al te herkenbare gegeven dat die beginselen, die diepe visie  op de mens niet altijd gerealiseerd wordt, omdat men die beginselen te moeilijk vindt, omdat men voelt dat die visie te hoog gegrepen is. Het is dan heel verleidelijk om voor minder te gaan of zelfs die beginselen maar over boord te gooien. Zo in de trant van: veel mensen houden zich niet een bepaalde regel in het verkeer (snelheid) dus doen we die regel maar weg. Maar als je zo redeneert ga je in tegen het geloof in God de Schepper, die mensen als passende hulpen voor elkaar bedoeld heeft, dan scheidt je wat God verbonden heeft.

Als je zo kijkt naar het evangelie van vandaag dan gaat die opmerking van Jezus iets verder dan hoe die vaak verstaan is. Iets verder of misschien wel veel verder.

Cenakelkerk, Heilig Landstichting

Preek voor de 26ste zondag door het jaar 2024                                

Preek voor de 26ste zondag door het jaar 2024                                 Herwi Rikhof

Num. 11, 25-29 / Mc. 9,38-43.47-48

Er ligt een wereld van verschil tussen ‘wie niet voor mij is, is tegen mij‘ en ‘wie niet tegen mij is, is voor mij’. ‘Wie niet voor mij is, is tegen mij’ verdeelt de wereld in twee helderde kampen, van voorstanders en tegenstanders, in ja en nee, in bondgenoten en vijanden, in wij en zij. ‘Wie niet tegen mij, is voor mij’ trekt die scherpe grens niet, laat ruimte voor discussie, voor ‘ja maar’ of ‘nee tenzij’, die staat toe dat mensen nog niet een beslissing genomen hebben en benadert hen in principe positief, laat open of ze misschien wel of niet geïnteresseerd zijn.

Er ligt een wereld van verschil tussen ‘wie niet voor mij is, is tegen mij‘ en ‘wie niet tegen mij is, is voor mij’ en waarom kennen we dan praktisch alleen maar ‘wie niet voor mij is, is tegen mij‘? Vanwege de voormalige president Bush die zoiets zei toen hij op de puinhopen van de Twin Towers in New York de oorlog tegen terrorisme uitriep, beelden die de afgelopen weken weer terugkwamen bij de jaarlijkse herdenking van 9-11? Nee, ik denk dat het dieper zit. ‘Wie niet voor mij is, is tegen mij’ is de haast gewone, vanzelfsprekende reactie. Het is de reactie van competentie. Gewoon en vanzelfsprekend omdat wij mensen tot groepen, organisaties, verbanden, clubs behoren en daar hoort bij dat terreinen worden afgeperkt, dat gesproken wordt over lidmaatschap en contributie, over wie wel en wie niet, over dat wel en dat niet. Gewoon en vanzelfsprekend, omdat anders chaos ontstaat. Stel je voor dat iemand zonder kwalificaties zich zomaar uitgeeft voor een arts of een politieagent of voor een controleur van het een of het ander. We kennen de problemen die ontstaan door phishing, zo’n mail waarin je gevraagd wordt geld te storten.

Vandaag in het evangelie horen we dat Jezus die andere manier van spreken gebruikt: ‘wie niet tegen ons is, is voor ons’. Daarmee doorbreekt hij dat vanzelfsprekende en gewone patroon van competentie-denken, dat denken in wij en zij. Dat doorbreken gebeurt niet toevallig. Want die gewone manier van spreken klinkt door in wat een van zijn leerlingen, Johannes zegt: omdat hij geen volgeling van ons is, omdat hij er niet bij hoort hebben we ingegrepen. In de eerste lezing hebben we hetzelfde patroon gehoord. Jozua die Mozes aanspoort maatregelen te nemen, de orde te herstellen en Mozes die dat niet doet. Waarom doorbreekt Jezus die gewone vanzelfsprekend manier van spreken? Waarom weigert Mozes de gewone reactie van een leider. Om een antwoord te vinden moeten we nauwkeurig lezen.

In het gedeelte dat we vandaag hebben gehoord zegt Jezus dat niet zomaar: ‘wie niet tegen ons is, is voor ons’. Hij spreekt over iemand die een wonder doet ‘in mijn naam’. En Mozes reageert ook niet zomaar, maar zegt dat hij zou willen dat heel het volk de Geest van God zou ontvangen, en niet alleen die op de lijst stonden. ‘In mijn naam’ en ‘het ontvangen van de Geest’ zijn dus, als ik dat zo mag zeggen, twee voorwaarden voor dat doorbreken van het gewone, vanzelfsprekende patroon van reageren en die twee voorwaarden hangen met elkaar samen.

Want wat betekent ‘in mijn naam’? Ik denk in dit geval ‘namens’, maar dan wel met het volledige gewicht van die naam en de naam die dan valt is ‘Christus’ – ‘omdat gij van Christus zijt’.  ‘Christus’ is geen eigennaam, maar een titel, en wel een met een heel geladen betekenis. ‘Christus’ betekent de Messias, de met de Geest van God gezalfde. En Mozes hoopt dat heel het volk met de Geest van God gezalfd wordt. De Geest dus, de werkzaamheid van de Geest is reden om dat gewone spreken te doorbreken, om niet de vanzelfsprekende reactie van de verdeling in voor- en tegenstanders, om niet de al te herkenbare verdeling in wij en zij te volgen, maar om die te corrigeren.

De kerk heeft altijd moeite gehad met de werkzaamheid van de Geest, om die werkzaamheid te herkennen en te erkennen. Dat is weer te merken nu de komende maand in Rome weer een synode wordt gehouden in het kader van het wereldwijd synodaal proces waartoe de paus heeft opgeroepen. Volgens sommigen in ons land en ook in ons bisdom heeft dat synodale proces niets met de werkzaamheid van de heilige Geest te maken. Ik vind zo’n oordeel te ongenuanceerd en te gemakkelijk. En ik vind dat vanwege deze Cenakelkerk.

Natuurlijk valt in onze kerk de absis op dat mooie mozaïek dat je meteen toeglinstert als je binnenkomt. Maar ik vind het geen ramp dat het originele idee om de hele kerk met mozaïeken te versieren vanwege geldgebrek niet is gerealiseerd, maar dat Piet Gerrits in plaats van die mozaïeken is gaan schilderen en daarvoor gebruikt heeft wat hij tijdens zijn verblijf in het Heilig Land gezien heeft. Hij heeft de werkzaamheid van de heilige Geest geschilderd in het gewone leven van alle dag op de grote wanden onder de koepel en wel zo dat werkzaamheid genuanceerd naar voren komt en te denken geeft. Laat ik dat maar kort toelichten aan de hand van twee verhalen die hier afgebeeld staan en die als het ware het begin en het eind vormen van die correctie op dat wij-zij denken, het verhaal van Pinksteren en het verhaal van wat wel genoemd wordt het eerste concilie van Jerusalem.

Het begin is het verhaal van Pinksteren en als je dat verhaal goed leest ontdek je dat de werkzaamheid van de Geest niet altijd en niet meteen duidelijk is, dat zo’n gebeuren de vraag oproept of het wel echt om de werkzaamheid van de Geest gaat of dat het niet een verkeerd enthousiasme is. Sommigen zijn namelijk verwonderd over de grote daden van God, maar anderen vragen zich schamper af op die leerlingen al dronken zijn. Daarmee wordt de werkzaamheid van de Geest iets dat echt het kenmerk van onze geschiedenis draagt, iets dat verschillende geïnterpreteerd kan worden en dat om een nadere reflectie vraagt om tot een verantwoorde visie te komen. En dat gebeurt in het verhaal over dat eerste concilie of kun je zeggen, eerste synode van Jerusalem. De apostelen komen bijeen om het eerste grote probleem te bespreken waar de jonge kerk mee geconfronteerd wordt: moeten de heidenen die Christen willen worden eerst Jood worden? In dat gesprek formuleert Petrus een principe dat hij ontdekt heeft en dat we net ook in het openingsgebed hebben gehoord: dat er bij God geen aanzien van persoon is. Barnabas en Paulus vertellen over de nieuwe ervaringen die zijn op hun reizen hebben meegemaakt en Jacobus herinnert aan de traditie waarin ze staan. Dat samenspel van principe, nieuwe ervaring en traditie maakt het mogelijk tot een oplossing te komen en dan in een brief die indrukwekkende zin te schrijven die Piet Gerrits daarboven ook geschilderd heeft: het is gebleken aan den heilige Geest en aan ons. De heilige Geest en wij hebben besloten.

Nu kun je naar die schilderingen kijken en naar de verhalen die daarop verbeeld worden als iets uit het verleden, maar ik kijk altijd naar die schilderingen en die verhalen als ook iets voor hier en nu, voor ons. Die vergadering in Jerusalem is dan ook een model om de werkzaamheid van de Geest nu te ontdekken, om die die werkzaamheid in ons leven, in onze gemeenschap te herkennen en te erkennen. En de reden daarvoor komt ook in de lezingen van vandaag naar voren.

Mozes hoopte dat heel het volk de Geest zou krijgen. Wij geloven dat wij in ons doopsel die Geest gekregen hebben, dat wij in ons vormsel die gave bevestigd hebben, dat wij als christenen Geestdragers zijn, als wij handelen ‘in zijn naam’, als wij ‘van Christus zijn’.

Er ligt een wereld van verschil tussen ‘wie niet voor mij is, is tegen mij‘ en ‘wie niet tegen mij is, is voor mij’ en wij kunnen dat verschil maken, wij moeten dat verschil maken. Zeker nu…

Frans_Hals_086_WGA_version

Leerhuis: samen het evangelie van Lucas lezen

In de afgelopen maanden hebben we fragmenten uit de Namiddag van het Christendom van Tomáš Halík gelezen. We deden dat op een manier waarop we ook eerder documenten van de synode in Rome gelezen hebben: door een voor een te zeggen wat ons opvalt, wat we mooi vinden of waar we het niet mee eens zijn, en door goed naar elkaar te luisteren.

In oktober gaan we het evangelie van Lucas lezen. Dat is in het komend kerkelijk jaar het evangelie van de zondag. In de periode tot Kerstmis komen we negen keer bij elkaar. We beginnen met de doop van Jezus, de bekoring in de woestijn en zijn eerste optreden in Nazareth (Luc 3,21-24;4,1-30). We zullen eindigen met de eerste twee hoofdstukken van dit evangelie die passen bij de advent en Kerstmis. Daartussen zullen we een paar parabels lezen o.a. de barmhartige Samaritaan (10, 25-37), de verloren zoon (15, 11-32), de zogenaamde vlakte rede met Lucas’ versie van de zaligsprekingen (6,17- 49) en ook gedeelten over het optreden van Jezus (o.a. het verschil met Johannes de Doper (7,18-35). Na Kerstmis zullen we de documenten van de synode, die in oktober in Rome wordt gehouden, gaan lezen en daarna verder gaan in Lucas. In de veertigdagentijd zullen we het lijdensverhaal lezen en de verhalen over Pasen (o.a.de Emmausgangers).

Data: 3, 10, 14, 31 oktober, 14, 21en 28 november, 12 en 19 december

Tijdstip: van 14.00 -1 6.00 uur en van 20.00 – 22.00 uur

Locatie Oosterse zaal, pastorie Cenakelkerk

Pastor Herwi Rikhof

 

image002 Bijbelbende

Uitnodiging Bijbelbende zondag 13 oktober 15.00 uur

Beste kinderen (2,5-8 jaar) en (peet/groot)ouders uit de hele Heilige 3-eenheid parochie,

Nog niet alle gezinnen bleken de uitnodiging te hebben ontvangen, dus bij deze een hernieuwde uitnodiging.

School en sport zijn weer opgestart na de zomervakantie en ook De Bijbelbende is klaar voor het nieuwe jaar!

Op zondag 13 oktober 2024 zijn alle kinderen en ouders weer uitgenodigd voor de BIJBELBENDE middag!

Ben je nog nooit eerder geweest, voel je welkom, want alle bijeenkomsten zijn los te bezoeken.

Je mag vriendjes mét (peet/groot)hun ouder ook vragen mee te komen.

 

Wat gaan we doen?
In deze herfsttijd verandert er een heleboel in de natuur. De bladeren krijgen kleuren en gaan vallen en het is dierendag (feest van Franciscus). We gaan ons verwonderen over de prachtige natuur om ons heen door samen te luisteren en kijken naar het verhaal over de Schepping.

Daarna gaan we naar buiten om voor de mooie schepping te zorgen, dus trek je buitenkleding aan, neem je laarsjes en (regen)jas mee. Natuurlijk gaan we ook zingen, spelen en babbelen met iets te drinken en lekkers erbij.

Met pastor Herwi Rikhof nemen ook nog een kijkje in de kerk.

 

Tijd, locatie & aanmelding
Koffie, thee, limo en lekkers staat voor jullie klaar vanaf  14.45u. We beginnen het verhaal om 15.00u en rond 16.30u sluiten we af.

Adres: Kapel aan het Pastoor Rabouplein 1, H. Landstichting, boven op de heuvel is de ingang van de kapel.

Deelname is gratis, maar aanmelding is noodzakelijk voor onze voorbereidingen.

Meld je svp voor dierendag 4 oktober aan ovv. naam/leeftijd kind(eren) via familie@bremersklaver.nl, dan is er genoeg lekkers.

 

Hartelijke groet,

Angela, Astrid, Karina (vrijwilligers H3-Eenheid parochie) en pastoor Herwi

LogoGelukzoekers

Maak kennis met de Gelukzoekers

Kennismaken met de Gelukzoekers? Dat kan op maandag 7 oktober. Kinderen van
alle locaties zijn welkom. Het project ‘de Gelukzoekers’ is bedoeld voor kinderen van
8 tot 13 jaar die na de eerste communie samen met (een van) hun ouders een
verdere stap willen zetten op de weg van hun geloof.
Het thema van komend seizoen – ‘Wie was Jezus IRL? Van wieg tot graf?’ – is
voorgesteld door kinderen. Ze gaven aan meer te willen weten over het leven van
Jezus. Over wie hij was, hoe hij leefde, wie zijn familie en vrienden waren en wat
maakt dat hij ons na meer dan 2000 jaar nog steeds zo aanspreekt.
Dat maakt het extra mooi om aan de hand van verhalen uit de kinderbijbel, met
spelletjes en al knutselend met deze vragen aan de slag te gaan.
We beginnen op de eerste maandag van oktober (de 7 e ); daarna zijn er maandelijkse
bijeenkomsten op de tweede maandag van de maand, telkens van 19.00 tot 20.00
uur. Deze vinden plaats in het parochiecentrum van de Cenakelkerk: Pastoor
Rabouplein 1, 6564 BP Heilig Landstichting.
Wilt u samen met uw kind kennismaken met de Gelukzoekers, en even proeven en
ruiken aan dit project, dan bent u van harte welkom op 7 oktober. Het is wel fijn als u
even laat weten dat u komt.
Voor aanmelding of meer informatie kunt u terecht bij Diny Geboers, mailadres
d.geboers@sterra.nl . Bellen mag ook: 024-3239122.

20230108_131855

Overweging 25e zondag door het jaar

Overweging 25ste zondag door het jaar B    Els Geelen Cenakelkerk

Wijsheid 2, 12.17-20 / Marcus 9, 30-37 Els

Jezus is onderweg met zijn leerlingen. Hij heeft iets moeilijks verteld aan hen. Maar daarover hebben ze het niet op weg naar huis.

‘Toen ze thuiskwamen, vroeg Hij hun: ‘Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten? Ze zwegen, want ze hadden onderweg getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was.’

Eigenlijk houd je het niet voor mogelijk. Voor de tweede keer in korte tijd heeft Jezus zijn leerlingen bijgebracht dat Hij vermoord zal worden, maar dat Hij na drie dagen uit de dood zal opstaan, en zij vinden er niets anders op dan ruzie te maken over wie van hen de belangrijkste is. Geen vraag om uitleg, geen bezorgde reactie, geen diepe verontwaardiging. Nee, alleen maar onderlinge ruzie. Waarbij we ons moeten afvragen: maken ze ruzie over wie nu de belangrijkste is, of over wie dat zal zijn na Jezus’ dood? Macht, dat is dus het enige wat hen interesseert, niet de moord die op Jezus gepleegd zal worden. Je houdt het inderdaad niet voor mogelijk.

Maar dat zouden we beter wél doen, want het gaat over de strijd om de macht, en die is van alle tijden, dus ook van onze tijd. Waarover wordt er in verenigingen, in gezinnen en families, in de parochie, in de wereld getwist? Eigenlijk altijd over hetzelfde: “Wie is de belangrijkste? Wie heeft het voor het zeggen? Wie is hier de baas?’

Allemaal vragen die overal de kop opsteken, en die zo goed als altijd de oorzaak zijn van ruzie, tweedracht, scheiding en veel ergere dingen als oorlog, uitmoording, vernedering enzovoort. Onderlinge verbondenheid moet plaats maken voor wederzijdse haat, en de macht komt in handen van gevaarlijke gekken als Poetin, Netanyahu, Hezbolla, Maduro, Kim Jong-Un, Taliban en zoveel anderen voor wie machtsmisbruik, moord, corruptie, oorlog het enige levensdoel is. Hopelijk kiest Amerika in november met verstand!

Er is meer machtsmisbruik in andere landen zonder dat er oorlog is. Persoonlijk zie ik ook machtsmisbruik bij onze regering. Ik werd afgelopen dinsdag niet echt blij van de troonrede. Aan de ene kant wil men dat de jeugd gaat lezen, aan de andere kant gaat wel de BTW op boeken naar 21%. Hoe dubbel is dit!!

Eigenlijk is het heel vreemd dat in het evangelie Jezus zijn leerlingen in hun strijd om de macht niet berispt. Hij zegt alleen heel rustig: ‘Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allen willen zijn en ieders dienaar.’ En Hij fundeert die woorden met een heel merkwaardig gebaar: Hij plaats een kind in hun midden, omarmt het en zegt: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt Mij op, en wie Mij opneemt, neemt niet Mij op maar Hem die Mij gezonden heeft.’

Misschien beseffen we het niet echt, maar dit is een van de belangrijkste gebaren en uitspraken die Jezus ooit gedaan heeft. Want een kind opnemen, het midden in de groep plaatsen en het omarmen gaat helemaal in tegen de gebruiken van die tijd. Kinderen kregen toen nauwelijks aandacht, en ze telden ook nauwelijks mee. En nu zegt Jezus dat God zich herkent in zo’n hulpeloos kind, dat hoe dan ook afhankelijk is van menselijke aandacht, liefde en zorg.

Zo is dus God, en zo is de Mensenzoon die door God is gezonden: geen machtige vorst, geen tiran, geen machtsmisbruiker, maar een machteloos kind, afhankelijk van mensen. Zij kunnen Hem aanvaarden, maar ook verwerpen. Zij kunnen Hem aanbidden, maar ook bespotten. Zij kunnen Hem liefhebben, maar ook totaal negeren. Ze kunnen Hem zelfs vermoorden door Hem aan het kruis te slaan. Zo is God: Hij dwingt niet, Hij kent geen machtsmisbruik, geen haat, geen wraak en geen straf. Dat heeft God in het oude testament beloofd aan Noach beloofd na de grote zondvloed. “Nooit zal Ik dit meer doen”. God ziet als een kind uit naar aandacht, naar liefde, naar vrede. Naar geluk.

Laten we proberen aandacht te hebben voor onze God. Ook aan het einde van de vredesweek. Aandacht voor God, aandacht voor onze medemens. We zijn immers geschapen naar zijn beeld en gelijkenis.  Laten ook wij dus op zoek gaan naar liefde en vrede. Dus niet alleen aan onszelf denken en alleen naar onszelf luisteren, maar kinderen van God proberen te zijn. Kinderen die onbevangen kunnen leven, die kunnen genieten, die kunnen lachen en huilen. Die kind kunnen zijn, zonder eisen en zonder onvrede, maar vol geloof en hoop en liefde voor God, voor onszelf en voor onze medemensen. Amen.

20240323_134814 (1)

Overweging 23ste zondag door het jaar; Ziekenzondag

Overweging 23ste zondag door het jaar B    Ziekenzondag                        Marcus 7,31-37  HLS  7-8 sept 2024

Hoe toepasselijk is het evangelie van vandaag. Het is ziekenzondag en Jezus geneest een doofstomme. We kunnen zeggen dat het evangelie direct aansluit bij de wereld van vandaag.

Een doofstomme man wordt naar Jezus gebracht, en men vraagt Hem of Hij die man de hand wil opleggen. De man wordt dus gebracht, hij is niet zelf gekomen. Heeft hij misschien geen nood aan hulp? Wil hij gerust gelaten worden? Of wil hij alleen zijn en door niemand gestoord worden?

Wat het ook is, het sluit sterk aan bij vandaag. Want wellicht zijn er nooit zoveel mensen geweest die alleen willen zijn, die geen gezin willen, zelfs geen partner. Mensen die eigenlijk doofstom zijn voor wat er zich in hun omgeving en in de wereld afspeelt. Mensen die helemaal in zichzelf gekeerd zijn. Eenzame mensen die als een tol om zichzelf draaien. Die zich afsluiten voor hun medemensen, en wiens enig contact met de werkelijkheid vaak niets anders is dan de spelletjes op hun smartphone.

Misschien is die doofstomme ook zo’n mens, richt Jezus daarom zijn ogen ten hemel en zucht Hij diep wanneer die man naar Hem wordt gebracht, want misschien denkt Hij: ‘Weer iemand die niet echt wil leven.’ Maar zijn zuchten kan er ook op wijzen dat Hij moe is, en het kan ook op zijn Vader in de hemel gericht zijn. ‘Vader, help mij alstublieft, want zonder uw hulp breng Ik er niets van terecht. Gij hebt Mij immers niet naar de wereld gezonden om mirakels te verrichten, maar om uw boodschap van liefde en vrede te verkondigen.’ En om dat alles zegt Hij slechts één woord om de doofstomme tot bezinning te brengen: ‘Effeta!, ‘Ga open! Luister naar uw medemensen, en luister zeker naar de boodschap van liefde en vrede van mijn Vader in de hemel, want alleen als je daarnaar luistert, kan je er ook naar leven.’

Tegelijk verbiedt Jezus de man en zijn omgeving rond te bazuinen wat er gebeurd is. Wellicht vragen we ons af waarom Hij dat doet. Misschien omdat Hij op die manier wil bereiken dat de man op een normale manier in de maatschappij kan leven, en niet gezien wordt als een vedette die Jezus tot een mirakel heeft gebracht. En evenzeer wil Hij vermijden dat Hijzelf als een vedette wordt gezien. Hij wil immers helemaal niet in het middelpunt van de belangstelling staan. Dat is immers niet zijn plaats, maar wel die van zijn Vader in de hemel, en de genezing is niet een teken van zijn mirakelkunst, maar wel van Gods goedheid.

Dat spreekverbod geldt ook voor ons. ‘Minder babbelen, meer doen.’, zegt Jezus tegen ons. Ons geloof moet dus meer zijn dan onze geloofsbelijdenis uitspreken, we moeten er ook naar leven. We weten dat dit niet altijd gemakkelijk is. Niemand van ons is perfect en zeker niet heilig in woorden en daden. Want ook al zijn we niet doofstom, we kennen onze pijnen van eenzaamheid, ziekte, dood, tegenslag, en nog zoveel andere kwalen die ons zwaar kunnen treffen. Het zou troostend en sterkend zijn als we ons in alle omstandigheden aan de woorden ‘God komt om u te redden’, zouden optrekken. ‘Dan gaan de ogen van de blinden weer open en worden de oren van de dove geopend. De lamme zal springen als een hert en jubelen zal de tong van de stomme.’

Ook tegen ons zegt Jezus: ‘Ga open,’ en dat zegt Hij om ons te doen luisteren naar elkaar en naar Gods woorden van liefde en vrede, en om ons te doen bidden. En Hij zegt het ook om ons aan te zetten geen boze, maar goede dingen te vertellen. En om niet altijd te zuchten van ontevredenheid wanneer iets niet meezit, maar om op te springen van vreugde voor elke nieuwe dag waarop we mogen leven in de palm van Gods hand. Eigenlijk vraagt Hij ons om naar anderen om te zien. Naar de mensen in onze omgeving maar ook verder weg.

Op deze ziekenzondag vraagt Hij ons om, om te zien naar mensen die hulp behoeven. Dat kan ook op een “simpele” manier, door een kaartje te sturen. De kinderen in de kinderneven dienst maken iets dat zij aan zieken of mensen die aandacht kunnen gebruiken, kunnen geven. Ook zij openen hun ogen voor anderen die hulp kunnen gebruiken. Laten we allemaal dus opengaan, zodat ons leven kan bloeien zoals God het bij zijn schepping heeft gewild. Amen.

20230108_131855

Preek voor de 22e zondag 1 sept. 2024

Preek voor de 22ste zondag door het jaar    2024                                         Cenakelkerk

‘Daar kan ik geen chocola van maken,’ dacht ik toen ik het evangelie van vandaag eerder deze week las. Ik begin meestal mijn maandagmorgen met het lezen van de lezingen van het komend weekend en meestal maak ik dan al de keuze waar ik over zal preken. Maar dit keer gebeurde iets dat niet zo vaak gebeurt, dat ik denk: wat moet ik daar nou mee, met dit evangelie? Soms bieden de andere lezingen aanknopingspunten als het evangelie niet zo uitnodigend is om over na te denken. Maar ook de twee andere lezingen van vandaag waren niet direct uitnodigend. Een lezing uit Deuteronomium over regeltjes en een lezing uit Jakobus met enigszins moraliserende spreuken. Ik begon al te denken aan alternatieven, over iets dat nu speelt in de kerk, naar aanleiding van Kloostergasten, over Bontenbal die als protestant in een katholiek klooster ter communie ging of over de retraite van onze vormelingen in een ander klooster, waarbij een aantal om 4 uur opgestaan zijn om de nachtwake van de monniken mee te maken. Maar dat vond ik, eerlijk gezegd, een beetje mijn eer te na en vooral niet passend bij mijn opdracht het evangelie te verkondigen, de Schrift uit te leggen. Bovendien vind ik het ook niet zo goed om af te wijken van de lezingen die voorgeschreven staan. Te vaak en te gemakkelijk wordt uit de Schrift gehaald wat ons past, wat ons uitkomt. Dan luisteren we niet echt meer naar het woord van God, maar horen we alleen maar wat we al weten en worden we alleen maar bevestigd in ons gelijk. En dus begon ik maar met te luisteren en met te vragen waarom komt die vraag bij mij op: ‘wat moet ik daar nou mee?’ Waarom was mijn eerste reactie: ‘daar kan ik geen chocola van maken’?

Wat is de grond voor mijn afkeer? Is het vanwege die scheldkanonnade tegen de Farizeeën? Misschien, maar niet echt, denk ik. Het is niet een leuk stukje en het is bovendien gebruikt om de Joodse godsdienstigheid weg te doen. Maar we weten nu dat dat niet terecht is. We weten nu dat je niet zo over de Farizeeën mag praten als enkel huichelaars, dat de Farizeeën in de grond genomen mensen waren die hun geloof serieus namen, zoals wij proberen ons geloof serieus te nemen. We weten nu dat je zeker zo’n tekst niet mag gebruiken tegen Joden en hun geloof afdoen als uiterlijk en hypocriet. Als ik op de loggia voor het mozaïek van het Laatste Avondmaal sta, zoals eerder deze week met een groep geestelijke verzorgers, wijs ik altijd op de uitgedoofde zevenarmige kandelaar, de menora, het symbool voor het volk van Israël. Uitgedoofd, het oude is voorbij/kan weg zijn de associaties. Maar na de verschrikkingen van de holocaust, is het gevaar van die manier van denken al te duidelijk geworden. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft daar ook afstand van genomen en die manier van denken afgewezen. In de liturgie lezen we dan ook uit het Oude Testament en bidden of zingen we psalmen. In onze liturgie en ook tijdens de openstelling, branden kaarsen op die menora voor het altaar, als een correctie op het mozaïek op de loggia.

Dat evangelie is trouwens ook gebruikt tegen de katholieke kerk, tegen de rituelen en voorschriften. Die opmerking over de voorschriften van mensen belangrijker vinden dan het gebod van God is tegen de kerk gebruikt. En het wordt ook binnen onze kerk gebruikt om noodzakelijke hervormingen in gang te zetten en door te zetten. En die opmerking heeft niets aan actualiteit verloren, ben ik bang.

Nee, mijn eerste indruk, mijn afkeer had eerder te maken met het laatste gedeelte, met die opmerkingen van Jezus over de bron van het kwaad. Waarom had ik het gevoel daar niets mee te kunnen? Of misschien preciezer, waarom had ik het gevoel daar niets mee te willen? Omdat het zo ingaat tegen de manier waarop we in onze maatschappij over kwaad spreken en denken. Het kwaad: dat ligt buiten ons, dat zit in de structuren, dat zit in het systeem. Het kwaad: dat ligt bij de anderen, bij deze regering of bij de vorige regering, dat ligt bij de opvoeding, bij de ouders, bij de school en ga zo maar door. Waarom had ik het gevoel hier niets mee te kunnen, niets mee te willen? Omdat ik het ongemakkelijk vind in mezelf een bron, laat staan de bron van kwaad, te zoeken. Want dat is uiteindelijk waar Jezus op wijst: dat de bron van het kwaad binnen in de mens ligt. In mij dus ook. En dat is ongemakkelijk, dat is heel ongemakkelijk. Vandaar dat gevoel van afkeer.

Maar is het ook waar? Heeft Jezus gelijk met zijn opmerkingen? Als ik eerlijk ben, ja. Natuurlijk vinden er ongelukjes en ongelukken plaats, mankeert er iets aan een apparaat of zo, metaalmoeheid, een stroomstoring bij Defensie waardoor het vliegveld Eindhoven ook stil kwam te liggen, een damdoorbraak in Soedan, die de ellende waar dat land in zit nog erger maakt. Maar bijna altijd zijn ook mensen in het spel, misschien was dat ICT-programma toch niet zo goed ontworpen, misschien was die dam toch niet zo goed gebouwd, hebben mensen hun verantwoordelijkheid niet genomen, zijn mensen onzorgvuldig geweest. Misschien was dat vanwege de werkdruk of zo, maar toch: het zijn mensen die iets gedaan hebben of vaker, die iets nagelaten hebben. Ik merk keer op keer dat de mensen om mij heen, op het werk, in de buurt, mijn kennissen en vrienden, dat ik, dat wij, geen verantwoordelijkheid nemen, onzorgvuldig zijn, erbij staan en er naar kijken hoe mensen behandeld worden, vreemden, ouden, zieken. Natuurlijk, we hebben allemaal al zo veel te doen, maar de keuze waar we onze tijd aan besteden ligt wel bij ons.

Er zit wel een gevaarlijke kant aan deze manier van praten en denken, en misschien komt daar ook wel die afkeer, dat negatieve, afwerende gevoel van mij vandaan. Welk gevaar? Dat mensen hun waardigheid verliezen, dat mensen klein gehouden worden, dat mensen beschadigd en zelfs verlamd raken door een overdreven schuldbewustzijn, door een gevoel van onnuttigheid. Als we eerlijk zijn, moeten we zeggen dat onze kerk en de andere kerken wat dat betreft ook niet altijd goed gewerkt hebben; dat onze kerk en de andere kerken mensen een te groot gevoel van schuld en tekortkoming heeft aangepraat. Het is precies de kunst van het geestelijk leven, van het gelovig leven, daar een goede balans in te vinden: niet ontkennen dat we fouten maken en dat we onze verantwoordelijkheden ontlopen, maar ook niet die fouten allesbepalend laten worden. Daarbij kan die lezing uit Jacobus ons helpen.

Jakobus merkt over God op dat er bij hem ‘geen verandering of verduistering door omwenteling’ is. Geen verandering, geen verduistering. Geen verandering; geen ‘ja’ en dan weer ‘nee’ en dan weer ‘ja’ of ‘misschien’. Geen verduistering; geen dubbele bodem of geheime agenda. God heeft gekozen voor ons, God wil ons, God wil met ons zijn. Daar komt geen verandering in, wat wij ook doen of wat wij ook nalaten. Of zoals het ergens anders in de Schrift staat: ‘God heeft ons liefgehad toen wij nog zondaars waren.’ Niet pas toen we ons bekeerd hadden, niet pas toen we ons leven gebeterd hadden, niet pas toen we helemaal zonder fouten en tekortkomingen waren, zonder kwade gedachten en uitvluchten, maar hij heeft ons liefgehad, heeft ons lief met al die fouten en al dat kwaad in ons hart.

Dit is geen gemakkelijk oplossing, geen vrome opmerking, waarmee alles weer wordt toegedekt. Dat in God geen verandering of verduistering is, roept namelijk ons op echt eerlijk te zijn. We hoeven ons niet beter of mooier voor te doen dan we zijn. Dat in God geen verandering of verduistering is, stelt ons precies in staat echt eerlijk te zijn over onszelf.

Maria Tenhemelopneming ontslaping

Preek voor het feest van Maria ten Hemelopneming 2024 Cenakelkerk          

Herwi Rikhof

 

Openb. 11,19; 12,1-6; 10a / Lc. 1,39-56

Inleiding
Het feest dat we vandaag vieren heeft oude wortels. Het is ontstaan in Syrië in de 4de eeuw en van daaruit is het verspreid over het hele Oosten en daarna ook over het Westen. Het is het feest dat verbeeld wordt op de iconen, waarop we zien dat Maria gestorven is met de apostelen rond haar sterfbed, terwijl haar verrezen Zoon haar ziel meeneemt. Het feest van de inslaping van Maria is in onze kerk verbeeld met een mozaïek, gebaseerd op die iconen, omdat volgens een traditie Maria ontslapen is in de zaal van het Laatste Avondmaal, terwijl de apostelen over vandaan weer door engelen naar die zaal gebracht waren.

Het evangelie voor dit feest gaat over het begin van haar leven, over haar ontmoeting met haar nicht Elisabeth die op hoge leeftijd toch nog zwanger is geworden en Maria die in antwoord op de groet van Elisabeth, jij bent de gezegende onder de vrouwen, haar prachtige lofzang op God uitspreekt, het Magnificat. Maar dit jaar lezen we een andere tekst uit het evangelie, een tekst over een confrontatie met haar zoon later.

We lezen dit jaar een andere tekst vanwege een misschien wat onthutsende reden. In de doos met boekjes voor dit feest zaten een paar blauwe en veel roze boekjes en ik nam aan dat het om dezelfde boekjes ging. Maar eerder deze week ontdekte ik dat dat niet het geval was. Elk nadeel heeft zijn voordeel: ik vond het wel een uitdaging om op dit feest een ander evangelie te lezen en te kijken wat dat ons kan vertellen over dit feest.

Preek
Het lijkt alweer zo lang geleden en vooral zo vreemd: de coronapandemie, de lock downs, de avondklok, de lege kerk hier. Toen deze week de Wereldgezondheid organisatie de apenpokken, een variant van het Mpox virus dat in Afrika heerst, tot een wereldwijd gevaar voor de gezondheid uitriep, en toen een van de experts uit de corona tijd weer op de radio te horen was , – weliswaar met geruststellende woorden, maar toch -, toen kwamen de herinneringen aan die coronapandemie weer terug. En met die herinneringen kwam ook de vraag naar boven wat we er nu van geleerd hebben, als maatschappij, maar ook als individuen van die pandemie. Als maatschappij niet zo veel, ben ik bang, en als individuen verschilt dat van persoon tot persoon. Een van de zaken die ik geleerd heb, of misschien beter een van inzichten die ik al had en die door de coronapandemie echt versterkt zijn, is het belang van relaties.

Ik was ook door de theologie, door het nadenken over God, door het nadenken over God Vader en Zoon en Geest, door het nadenken over ons als door de doop verbonden met die de Vader, de Zoon en de Geest, met God die relatie is en door het nadenken over de kerk als gemeenschap van gedoopten al kritische geworden op de visie waarin de mens vooral als een zelfstandig en onafhankelijk individu wordt gezien dat op zichzelf staat en voor alles voor zichzelf zorgt. Een visie die niet alleen in de filosofie heerst, maar die ook in onze maatschappij op allerlei niveaus te vinden is. Dat hebben we de afgelopen jaren wel gemerkt.

Maar door de coronapandemie werd die kritiek versterkt en werd mij duidelijk hoe afhankelijk ieder van ons van anderen is en hoe belangrijk relaties zijn. Van de vaak onzichtbare relaties die onze eenvoudige levensvoorwaarden mogelijk maken, al die mensen die het mogelijk maken dat we kunnen eten en drinken, kunnen winkelen, tot de zichtbare relaties van buren, vrienden, familie, gezin: allemaal belangrijk en zeker die laatste relaties ook niet toevallige toevoegingen, maar wezenlijk tot ons behorend, zeker de familierelaties. Wij zijn allemaal kinderen van ouders.

Hoe belangrijk dat is, wordt mij ook telkens weer duidelijk bij een uitvaart: hoe belangrijk die relatie is, én ook hoe verschillend die belangrijke relatie gewaardeerd wordt. Die belangrijke relatie wordt namelijk niet altijd vanzelfsprekend positief gewaardeerd. De relatie van kinderen tot hun ouders en van ouders tot hun kinderen is meestal een gecompliceerde, een mixture van positief en negatief. In die relatie van ouders-kinderen, kinderen-ouders komen conflicten voor, spelen meningsverschillen, is sprake van teleurgestelde verwachtingen en vinden soms ook breuken plaats.

Wat speelt bij ieder van ons, speelt ook bij Jezus. In het evangelie van Lucas staat het verhaal van de twaalf jarige Jezus die achterblijft in Jerusalem en wanneer zijn ouders hem na drie dagen weer vinden, is er sprake van wederzijds onbegrip. Maria zegt tot haar zoon: ‘wat heb je ons aangedaan’ en haar zoon zegt ‘waarom heb je mij gezocht’ (Lc 2, 48-50)

In het evangelie van Johannes staat het verhaal over de bruiloft van Cana, een verhaal over ook een conflict van Jezus met zijn moeder. Maria vindt dat haar zoon het probleem van te weinig wijn moet oplossen en Jezus die tegen haar zegt: mens waar bemoei je je mee (Joh 2, 3-5)

Ook in het evangelie dat we vandaag hebben gehoord is er sprake van een conflict, van een familie conflict. Jezus’ verwanten denken dat hij zijn verstand verloren heeft en willen hem, indien nodig, met dwang weer thuishalen en terugbrengen in hun kring. Misschien met het idee dat als hij weer in de vertrouwde omgeving is, hij weer bij zinnen zal komen. Misschien vanwege het verlangen om een einde maken aan zijn optreden dat hen een in dubieus daglicht plaatst. En we hebben gehoord hoe Jezus daarop reageert. Tamelijk heftig. “Wie zijn mijn moeder en mijn broeders?” Afwijzender kan haast niet. Een onherstelbare breuk lijkt het.

Zo kun je dit evangelie lezen, als passend in een al te herkenbaar patroon waarin kinderen zich niet gedragen zoals ouders zich dat voorstellen of zouden willen en hun eigen wegen gaan, waarin dat verschil, dat conflict leidt tot een breuk. Maar misschien is er ook nog een andere lezing mogelijk, ik bedoel, misschien gaat het niet alleen om een conflict of een breuk, maar ook om iets anders, speelt er ook nog iets meer. En dat zit in het antwoord dat Jezus zelf geeft op die vraag “Wie zijn mijn moeder en mijn broeders?” Zijn antwoord luidt “Ieder die de wil van God doet, die is mijn broeder en mijn zus en mijn moeder.”

“Ieder die de wil van God doet, die is mijn broeder en mijn zus en mijn moeder.” Uit dat antwoord van Jezus kun je namelijk opmaken dat hij die wezenlijk relatie niet ontkent en die relatie ook niet negatief beoordeelt, dan zou hij die termen ‘broer’ en ‘zus’ en ‘moeder’ niet opnieuw gebruiken. Misschien ontdekt hij zelfs vanwege die bezorgdheid, die verkeerde bezorgdheid van zijn verwanten, het belang van die relatie. En daarom verbreedt hij die relatie, beperkt hij die relatie niet tot bloedverwantschap, maar verbreedt hij die tot geloofsverwantschap.

Wat Jezus hier doet kun je niet genoeg op waarde schatten. Hij legt hier een basis voor de christelijke geloofsgemeenschap die niet met afkomst te maken heeft, niet uit familiebanden bestaat, maar die gebaseerd is op een eigen keuze de wil van God te doen. Een radicale verbreding die de basis is voor een inclusieve kerk. Iedereen die de wil van God wil doen, is welkom, ieder die de wil van God doet behoort tot de geloofsgemeenschap rond Jezus de Christus.

Ik zal straks weer een kindje dopen. Het zal wat anders gaan dan gewoonlijk, want de ouders komen uit de Oekraïne en ze spreken geen Nederlands of Engels. Met een tolk hebben we samen de doop voorbereid, maar toch. Het voelt vreemd. Bij een ‘gewone’ doop begrijpt de kleine dopeling natuurlijk ook niet wat er met haar of hem gebeurt, maar hier is dat gevoel als het ware sterker. De ouders weten wel wat ze doen, dat heb ik wel opgemaakt in ons voorgesprek, maar toch, het gewone contact tijdens de doop zal minder zijn. De doop roept voor mij een een oude discussie op over de kinderdoop: is dat niet te vroeg, moet een doop geen eigen keuze zijn? Zonder nu die hele discussie hier ter sprake te brengen: ik ben voor de kinderdoop, zoals ik er ook voor ben dat kinderen leren spelen en spreken, rekenen en schrijven: al die zaken die nodig zijn om als mens te leren leven en te kunnen leven, al die zaken die nodig zijn om kennis te kunnen vergaren en beslissingen te kunnen nemen. De beslissingen die ouders nemen in de opvoeding van hun kinderen, zullen de kinderen vroeg of laat beamen of verwerpen. Dat hoort bij opgroeien en volwassen worden. Dat hoort ook bij het volwassen worden in het geloof. Het volgend weekend gaan we met de jongeren die zich voorbereiden op het vormsel op retraite, precies om te voor te bereiden op die stap. Stemmen ze in met wat hun ouders hebben besloten toen ze gedoopt werden? En elke Paaswake worden wij uitgenodigd onze doopbelofte te hernieuwen, omdat de doop een voortdurende agenda inhoudt.

Ik versta Jezus’ opmerking dan ook als een herinnering aan die keuze die je vroeg of laat als gelovige moet maken, die je telkens als gelovige moet maken om echt een gelovige te zijn en te blijven, om echt deel uit te maken van de christelijke geloofsgemeenschap.

We horen die vraag van Jezus “Wie zijn mijn moeder en mijn broeders?” en zijn antwoord daarop op het feest van Maria ten hemelopneming. En dat plaatst vraag en antwoord in een bepaald perspectief. We weten dat deze confrontatie niet geleid heeft tot een breuk. Integendeel. Straks in de prefatie wordt Maria ‘moeder’ genoemd en wij ‘kinderen’. Dan bid ik: “waar zij, de moeder, is voor gegaan zullen wij, kinderen, eens volgen.” Jezus’ verbreding van de relatie in ons geloof wordt in een groots perspectief geplaatst dat aan het eind van deze viering nog eens terugkomt wanneer wij dat prachtige visioen van het hemels Jerusalem zullen horen.

Contact

Centraal Parochiesecretariaat:

Groenestraat 229

6531 HH Nijmegen

tel: 024 – 355 3630

e-mail:
parochiecentrum@h3eenheid.nl

Bereikbaar op werkdagen tussen 09.00-12.30 uur.