Preek voor het feest van Maria ten Hemelopneming 2024 Cenakelkerk          

Herwi Rikhof

 

Openb. 11,19; 12,1-6; 10a / Lc. 1,39-56

Inleiding
Het feest dat we vandaag vieren heeft oude wortels. Het is ontstaan in Syrië in de 4de eeuw en van daaruit is het verspreid over het hele Oosten en daarna ook over het Westen. Het is het feest dat verbeeld wordt op de iconen, waarop we zien dat Maria gestorven is met de apostelen rond haar sterfbed, terwijl haar verrezen Zoon haar ziel meeneemt. Het feest van de inslaping van Maria is in onze kerk verbeeld met een mozaïek, gebaseerd op die iconen, omdat volgens een traditie Maria ontslapen is in de zaal van het Laatste Avondmaal, terwijl de apostelen over vandaan weer door engelen naar die zaal gebracht waren.

Het evangelie voor dit feest gaat over het begin van haar leven, over haar ontmoeting met haar nicht Elisabeth die op hoge leeftijd toch nog zwanger is geworden en Maria die in antwoord op de groet van Elisabeth, jij bent de gezegende onder de vrouwen, haar prachtige lofzang op God uitspreekt, het Magnificat. Maar dit jaar lezen we een andere tekst uit het evangelie, een tekst over een confrontatie met haar zoon later.

We lezen dit jaar een andere tekst vanwege een misschien wat onthutsende reden. In de doos met boekjes voor dit feest zaten een paar blauwe en veel roze boekjes en ik nam aan dat het om dezelfde boekjes ging. Maar eerder deze week ontdekte ik dat dat niet het geval was. Elk nadeel heeft zijn voordeel: ik vond het wel een uitdaging om op dit feest een ander evangelie te lezen en te kijken wat dat ons kan vertellen over dit feest.

Preek
Het lijkt alweer zo lang geleden en vooral zo vreemd: de coronapandemie, de lock downs, de avondklok, de lege kerk hier. Toen deze week de Wereldgezondheid organisatie de apenpokken, een variant van het Mpox virus dat in Afrika heerst, tot een wereldwijd gevaar voor de gezondheid uitriep, en toen een van de experts uit de corona tijd weer op de radio te horen was , – weliswaar met geruststellende woorden, maar toch -, toen kwamen de herinneringen aan die coronapandemie weer terug. En met die herinneringen kwam ook de vraag naar boven wat we er nu van geleerd hebben, als maatschappij, maar ook als individuen van die pandemie. Als maatschappij niet zo veel, ben ik bang, en als individuen verschilt dat van persoon tot persoon. Een van de zaken die ik geleerd heb, of misschien beter een van inzichten die ik al had en die door de coronapandemie echt versterkt zijn, is het belang van relaties.

Ik was ook door de theologie, door het nadenken over God, door het nadenken over God Vader en Zoon en Geest, door het nadenken over ons als door de doop verbonden met die de Vader, de Zoon en de Geest, met God die relatie is en door het nadenken over de kerk als gemeenschap van gedoopten al kritische geworden op de visie waarin de mens vooral als een zelfstandig en onafhankelijk individu wordt gezien dat op zichzelf staat en voor alles voor zichzelf zorgt. Een visie die niet alleen in de filosofie heerst, maar die ook in onze maatschappij op allerlei niveaus te vinden is. Dat hebben we de afgelopen jaren wel gemerkt.

Maar door de coronapandemie werd die kritiek versterkt en werd mij duidelijk hoe afhankelijk ieder van ons van anderen is en hoe belangrijk relaties zijn. Van de vaak onzichtbare relaties die onze eenvoudige levensvoorwaarden mogelijk maken, al die mensen die het mogelijk maken dat we kunnen eten en drinken, kunnen winkelen, tot de zichtbare relaties van buren, vrienden, familie, gezin: allemaal belangrijk en zeker die laatste relaties ook niet toevallige toevoegingen, maar wezenlijk tot ons behorend, zeker de familierelaties. Wij zijn allemaal kinderen van ouders.

Hoe belangrijk dat is, wordt mij ook telkens weer duidelijk bij een uitvaart: hoe belangrijk die relatie is, én ook hoe verschillend die belangrijke relatie gewaardeerd wordt. Die belangrijke relatie wordt namelijk niet altijd vanzelfsprekend positief gewaardeerd. De relatie van kinderen tot hun ouders en van ouders tot hun kinderen is meestal een gecompliceerde, een mixture van positief en negatief. In die relatie van ouders-kinderen, kinderen-ouders komen conflicten voor, spelen meningsverschillen, is sprake van teleurgestelde verwachtingen en vinden soms ook breuken plaats.

Wat speelt bij ieder van ons, speelt ook bij Jezus. In het evangelie van Lucas staat het verhaal van de twaalf jarige Jezus die achterblijft in Jerusalem en wanneer zijn ouders hem na drie dagen weer vinden, is er sprake van wederzijds onbegrip. Maria zegt tot haar zoon: ‘wat heb je ons aangedaan’ en haar zoon zegt ‘waarom heb je mij gezocht’ (Lc 2, 48-50)

In het evangelie van Johannes staat het verhaal over de bruiloft van Cana, een verhaal over ook een conflict van Jezus met zijn moeder. Maria vindt dat haar zoon het probleem van te weinig wijn moet oplossen en Jezus die tegen haar zegt: mens waar bemoei je je mee (Joh 2, 3-5)

Ook in het evangelie dat we vandaag hebben gehoord is er sprake van een conflict, van een familie conflict. Jezus’ verwanten denken dat hij zijn verstand verloren heeft en willen hem, indien nodig, met dwang weer thuishalen en terugbrengen in hun kring. Misschien met het idee dat als hij weer in de vertrouwde omgeving is, hij weer bij zinnen zal komen. Misschien vanwege het verlangen om een einde maken aan zijn optreden dat hen een in dubieus daglicht plaatst. En we hebben gehoord hoe Jezus daarop reageert. Tamelijk heftig. “Wie zijn mijn moeder en mijn broeders?” Afwijzender kan haast niet. Een onherstelbare breuk lijkt het.

Zo kun je dit evangelie lezen, als passend in een al te herkenbaar patroon waarin kinderen zich niet gedragen zoals ouders zich dat voorstellen of zouden willen en hun eigen wegen gaan, waarin dat verschil, dat conflict leidt tot een breuk. Maar misschien is er ook nog een andere lezing mogelijk, ik bedoel, misschien gaat het niet alleen om een conflict of een breuk, maar ook om iets anders, speelt er ook nog iets meer. En dat zit in het antwoord dat Jezus zelf geeft op die vraag “Wie zijn mijn moeder en mijn broeders?” Zijn antwoord luidt “Ieder die de wil van God doet, die is mijn broeder en mijn zus en mijn moeder.”

“Ieder die de wil van God doet, die is mijn broeder en mijn zus en mijn moeder.” Uit dat antwoord van Jezus kun je namelijk opmaken dat hij die wezenlijk relatie niet ontkent en die relatie ook niet negatief beoordeelt, dan zou hij die termen ‘broer’ en ‘zus’ en ‘moeder’ niet opnieuw gebruiken. Misschien ontdekt hij zelfs vanwege die bezorgdheid, die verkeerde bezorgdheid van zijn verwanten, het belang van die relatie. En daarom verbreedt hij die relatie, beperkt hij die relatie niet tot bloedverwantschap, maar verbreedt hij die tot geloofsverwantschap.

Wat Jezus hier doet kun je niet genoeg op waarde schatten. Hij legt hier een basis voor de christelijke geloofsgemeenschap die niet met afkomst te maken heeft, niet uit familiebanden bestaat, maar die gebaseerd is op een eigen keuze de wil van God te doen. Een radicale verbreding die de basis is voor een inclusieve kerk. Iedereen die de wil van God wil doen, is welkom, ieder die de wil van God doet behoort tot de geloofsgemeenschap rond Jezus de Christus.

Ik zal straks weer een kindje dopen. Het zal wat anders gaan dan gewoonlijk, want de ouders komen uit de Oekraïne en ze spreken geen Nederlands of Engels. Met een tolk hebben we samen de doop voorbereid, maar toch. Het voelt vreemd. Bij een ‘gewone’ doop begrijpt de kleine dopeling natuurlijk ook niet wat er met haar of hem gebeurt, maar hier is dat gevoel als het ware sterker. De ouders weten wel wat ze doen, dat heb ik wel opgemaakt in ons voorgesprek, maar toch, het gewone contact tijdens de doop zal minder zijn. De doop roept voor mij een een oude discussie op over de kinderdoop: is dat niet te vroeg, moet een doop geen eigen keuze zijn? Zonder nu die hele discussie hier ter sprake te brengen: ik ben voor de kinderdoop, zoals ik er ook voor ben dat kinderen leren spelen en spreken, rekenen en schrijven: al die zaken die nodig zijn om als mens te leren leven en te kunnen leven, al die zaken die nodig zijn om kennis te kunnen vergaren en beslissingen te kunnen nemen. De beslissingen die ouders nemen in de opvoeding van hun kinderen, zullen de kinderen vroeg of laat beamen of verwerpen. Dat hoort bij opgroeien en volwassen worden. Dat hoort ook bij het volwassen worden in het geloof. Het volgend weekend gaan we met de jongeren die zich voorbereiden op het vormsel op retraite, precies om te voor te bereiden op die stap. Stemmen ze in met wat hun ouders hebben besloten toen ze gedoopt werden? En elke Paaswake worden wij uitgenodigd onze doopbelofte te hernieuwen, omdat de doop een voortdurende agenda inhoudt.

Ik versta Jezus’ opmerking dan ook als een herinnering aan die keuze die je vroeg of laat als gelovige moet maken, die je telkens als gelovige moet maken om echt een gelovige te zijn en te blijven, om echt deel uit te maken van de christelijke geloofsgemeenschap.

We horen die vraag van Jezus “Wie zijn mijn moeder en mijn broeders?” en zijn antwoord daarop op het feest van Maria ten hemelopneming. En dat plaatst vraag en antwoord in een bepaald perspectief. We weten dat deze confrontatie niet geleid heeft tot een breuk. Integendeel. Straks in de prefatie wordt Maria ‘moeder’ genoemd en wij ‘kinderen’. Dan bid ik: “waar zij, de moeder, is voor gegaan zullen wij, kinderen, eens volgen.” Jezus’ verbreding van de relatie in ons geloof wordt in een groots perspectief geplaatst dat aan het eind van deze viering nog eens terugkomt wanneer wij dat prachtige visioen van het hemels Jerusalem zullen horen.

Meer nieuws

Eerste Heilige Communie 2025

In 2025 kunnen kinderen in 3 kerken in onze parochie […]

Voedselinzameling september 2024

Ook dit jaar, zamelen we in september voedsel in voor […]

zondag 15 september Open monumentendag in Malden

Op Open Monumentendag zondag 15 september a.s. is de H. Antonius Abtkerk […]

Jaarrekening parochie vastgesteld: iets meer ademruimte

De Parochie Heilige Drie-eenheid in Nijmegen staat er financieel beter […]

Geen missen

In de maand september zijn er geen missen in de Cenakelkerk op […]