Het is altijd een luxe, vind ik, wanneer ik een schilderij of een beeld of een kerk die uit mijn kunstboeken ken, ook in het echt kan zien en het is helemaal een luxe wanneer ik dat zelfs meerdere malen kan doen. Hier in Nederland is dat redelijk gemakkelijk. Dan maak ik ook dankbaar gebruik van mijn museumjaarkaart. Maar in het buitenland ligt dat anders. In sommige plaatsen kom je nooit en blijft het bij een foto uit een kunstboek. Maar als ik op vakantie ergens kom, kan ik mijn hobby uitleven en staan kerken en musea altijd op mijn lijstje, zeker als in de gids staat dat ze een omreis waard zijn. De afgelopen week was ik weer in Venetië voor de Biënnale. Twee dagen kijken naar kunst die meestal voor die tentoonstelling gemaakt is rond een thema en naar de inzendingen van allerlei landen. Ik probeer dan ook altijd ook nog een paar kerken en musea te bezoeken, precies om bepaalde schilderijen nog een keer te zien. Een van die schilderijen is een schilderij van Paolo Veronese die voor een klooster het Laatste Avondmaal geschilderd heeft, zoals Leonardo da Vinci dat in Milaan had gedaan. Dat beroemde fresco dat veel mensen wel zullen kennen: Jezus achter een tafel met naast hem de twaalf apostelen. Maar Veronese had daar niet alleen Jezus met de de apostelen aan tafel geschilderd, maar veel meer mensen en dat leverde hem een probleem met de Inquisitie op die hem van geheime protestante ketterijen verdacht want hij had, zo luidde de aanklacht ‘dronken Duitsers’ geschilderd en daarmee in feite naar Luther verwezen. Veronese heeft de titel toen veranderd in Jezus op bezoek bij de tollenaar Levi (Lk 5,29). En hij heeft een beroep gedaan op kunstzinnige vrijheid. Het resultaat is elk geval een schitterend schilderij dat een complete zijwand van een van de grote galerieën van de Academia vult. Dit jaar hadden ze er een hele lange tafel voor gezet met een selectie van dat mooie Venetiaanse glas. Een interessante combinatie, waardoor je als kijker weer op andere dingen gaat letten. Een kerk die ik ook altijd probeer te bezoeken is de abdijkerk waarin tijdens de Biënnale altijd een kunstenaar vrij spel krijgt om die mooie gebedsruimte te vullen met eigen werk. Maar in die kerk hangt ook een schilderij waar ik altijd naar toe ga en dat ik dan ook altijd maar weer fotografeer: het Laatste Avondmaal van Tintoretto dat heel anders is dan dat van Veronese of da Vinci. Hier staat de tafel schuin en buigt Jezus zich voorover om het brood aan zijn leerlingen te geven. Dit keer had ik ook nog de luxe in een andere kerk een andere versie van Tintoretto van het Laatste Avondmaal te zien waar Jezus beide handen met brood gevuld naar zijn leerlingen uitstrekt.
Als ik dan die laatste avondmalen zie, moet ik altijd ook denken aan ons Laatste Avondmaal, aan het mozaïek op de loggia. In geen van de afbeeldingen in Venetië of in andere afbeeldingen die ik ken, wordt Jezus zo duidelijk als priester afgebeeld als op ons mozaïek. Meestal heeft Jezus niet het brood of de beker wijn in zijn handen En als hij, zoals op die schilderijen van Tintoretto, het brood breekt, dan zit hij of hij buigt over naar een van de leerlingen om hem het brood te geven. Maar op ons mozaïek staat Jezus en hij toont het brood. Hij staat als een priester bij de consecratie die de hostie toont nadat hij gezegd heeft ‘dit is mijn lichaam dat voor u gebroken wordt’. Dat wordt na verder benadrukt door de kleding van Jezus op ons mozaïek: hij draagt een kazuifel.
Jezus als priester. Jezus was geen priester en toch wordt hij in onze traditie priester of hogepriester genoemd wordt. Dat heeft zeker te maken met die brief aan de Hebreeën waar we net een gedeelte uit gehoord hebben. De schrijver gebruikt de functie van hogepriester, zoals die bekend was vanuit de dienst in tempel, om iets over Jezus te zeggen, als een model, zoals wij bijvoorbeeld over ons lichaam kunnen praten als over een machine die wel of niet goed loopt en waarvan op tijd een onderdeel vervangen moet worden. We zijn natuurlijk veel meer dan een machine en er zijn mensen die vinden dat we daarom helemaal niet zo zouden moeten praten. Niet elk model is goed. Dat toch over Jezus als priester gepraat wordt, ondanks het feit dat hij geen priester of hogepriester was, dat men door de eeuwen heen wat in de brief aan de Hebreeën gezegd wordt toch wel een goed model heeft gevonden heeft, denk ik, te maken met iets dat in het leven van Jezus heeft plaats gevonden en dat blijkbaar diepe indruk op hem gemaakt heeft: zijn doop. Dat klinkt ook door in die tekst die we net gehoord hebben: de stem die bij de doop van Jezus klinkt en hem ‘mijn zoon’ noemt.
Jezus wordt bij zijn doop door de Heilige Geest gezalfd, zoals in het Oude Testament de profeten, de koningen en de priesters gezalfd werden. De Gezalfde, de Messias, de Christus is dus in zekere zin profeet, koning en priester in éen. Die doop van Jezus is niet alleen iets aan het begin van zijn optreden: het kleurt zijn hele optreden. De vorige week hebben we gehoord hoe hij daarop zinspeelt als hij zijn leerlingen vraag of ze gedoopt kunnen worden met de doop die hij zal ondergaan en in een van de lezingen van de afgelopen week kwam het ook terug: dat hij een doop moet ondergaan.
Op het Tweede Vaticaans Concilie zijn veel inzichten uit onze rijke traditie herontdekt en een ervan is het belang van de doop. In Rome loopt nu de synode ten einde die plaats vind in het kader van wereldwijde synodale proces waartoe paus Franciscus heeft opgeroepen. Hij heeft alle gelovigen tot dat wereldwijd proces opgeroepen op basis van hun doopsel. Hun doopsel geeft hun het recht en de waardigheid deel te nemen aan het zoeken naar een visie op de kerk voor de komende jaren, hun doopsel geeft hun het recht en de waardigheid zich uit te spreken over heikele kwesties die met ethiek of met de positie van de vrouw te maken hebben, hun doopsel geeft hun het recht en de waardigheid naar elkaar te luisteren en elkaar serieus te nemen. Door ons doopsel lijken wij op Jezus die door zijn doop onthuld wordt als de Christus én koning én priester én profeet ineen, door ons doopsel zijn we christenen en zijn wij ook allen priesters koningen en profeten.
Jezus Christus, die op de loggia als priester is afgebeeld, herinnert ons dus aan het gemeenschappelijk priesterschap van alle gedoopten aan ons gemeenschappelijk priesterschap. Wat houdt Jezus’ priesterschap in? Wat houdt ons gemeenschappelijk priesterschap in?
Zonder nu de pretentie te hebben de hele brief aan de Hebreeën even samen te vatten, zou ik wel willen zeggen dat het bij Jezus als (hoge)priester om de volgehouden relatie met de Vader gaat. De volgehouden relatie. In welke omstandigheden dan ook. In die brief staat namelijk de prachtige zin dat Jezus in de leerschool van het lijden gehoorzaamheid heeft geleerd. Gehoorzaamheid. Dat is een term die gemakkelijk misverstand kan oproepen van zoiets als kadaverdiscipline, domweg de leider volgen, niet zelf nadenken en beslissen, geen verantwoordelijkheid hebben of nemen. Maar dat is hier niet de betekenis en zeker niet de bedoeling. Hier gaat het om luisteren. Dat is een leerproces. Dat is ook de ontdekking van het synodale proces, ook in ons leerhuis. Daarom staat er ook leerschool. Echt naar elkaar luisteren gaat niet vanzelf, is een hele kunst. Naar God blijven luisteren gaat ook niet vanzelf, is ook een hele kunst. Maar niet alleen maar leerschool maar leerschool van het lijden. Wij weten dat Jezus tot op het kruis gebeden heeft. Maar het gaat niet alleen om fysiek lijden, ook om andere vormen van lijden, om gevoelens van angst en eenzaamheid, wantrouwen en wanhoop. Lijden in welke vorm dan ook als leerschool van luisteren, lijden dat niet alleen maar negatief is, maar dat ook de kans biedt om vol te houden en te blijven luisteren naar God. Naar God blijven luisteren is inderdaad een hele kunst.