Herwi Rikhof
Hand. 2,14.22-32 / Mt. 28,8-15
Inleiding
Er gaan telkens stemmen op om christelijke feestdagen maar te schrappen als vrije dagen, want wij zijn geen christelijk land mee. Dus geen tweede kerstdag, geen tweede paasdag, geen hemelvaart, geen tweede pinksterdag meer. Soms wordt er ook bij gezegd dat er ook landen in Europa zijn waar deze feesten geen vrije dag zijn. Als dat zou gebeuren, zou ik die tweede dag wel missen, omdat het de kans geeft tot terugkijken en na-denken. Vandaag dus terugkijken op Pasen en de Goede Week.
Preek
Een toespraak van Pinksteren op de tweede Paasdag. Dat lijkt vreemd, maar dat is, als je erover nadenkt, heel begrijpelijk en eigenlijk heel passend. Wat je verwacht en wat gewoon is, dat kun je direct begrijpen en gemakkelijk verwoorden, maar wat je niet verwacht, wat ongewoon en verrassend is, dat begrijp je niet direct, daar heb je geen woorden voor. De toespraak van Petrus ademt begrip uit en is een voorbeeld van een goede rede: hij zou er een prijs mee kunnen winnen in een debating wedstrijd. Op Pasen kon Petrus zo’n rede nooit houden, zo dicht bij het gebeuren begrijpt hij, en begrijpen de leerlingen, nog niet wat er gebeurd is. Alle verhalen uit de evangelies over Paasmorgen en Paasavond en over de weken daarna laten zien dat de leerlingen het niet begrijpen, tonen een gemengde reactie van angst en blijdschap, van ongeloof en geloof, van onbegrip en een langzaam groeiend begrip. Dat hebben we ook in het evangelie van vandaag gehoord. De verhalen rond Pasen zijn daarom ook altijd bekeringsverhalen.
Gisteren stond Maria Magdalena centraal in het spel van de kinderen en ook in mijn korte preek. In het evangelie van Johannes staat namelijk dat zij zich twee keer omkeert en dat is onlogisch: zij draait zich om en ziet Jezus staan, maar herkent hem niet, denkt dat hij de tuinman is en vraagt hem naar het lijk. Hij noemt haar naam en dan zij draait zich weer om en herkent hem. Maar ze stond al naar hem toegekeerd, tenzij de evangelist met die twee keer omdraaien duidelijk wil maken dat op het lichamelijk omdraaien een geestelijk omdraaien volgt. Of beter, dat na het lichamelijk omdraaien een geestelijk omdraaien moet volgen.
Moet volgen en telkens moet volgen. In de paaswake heb ik naar aanleiding van de gebeurtenissen in de politiek gepraat over de kloof die er is tussen maatschappij en kerk, tussen een keer in vier jaar verkiezingen en elk jaar een verkiezing, want dat houdt de hernieuwing van de doopbeloften in: kiezen voor God en zijn programma. Die kloof gaat verder: terwijl wij in de politiek vertegenwoordigers kiezen, die voor ons zaken gaan doen, kiezen we in de hernieuwing van de doopbeloften, voor onszelf: wij moeten dat programma van God uitvoeren, dat programma dat te maken heeft met de zorg van voor de mooie en goede schepping, dat te maken heeft met het uitrekken uit een beperkend verleden naar een open toekomst, dat te maken heeft met de juiste prioriteiten stellen. Geestelijk omdraaien
Iets van dat geestelijk omdraaien werd duidelijk op Goede Vrijdag, bij de kruiswoorden. Al direct. Het eerste kruiswoord is een gebed. Vader vergeef hun want zij weten niet wat ze doen. Vergeving in plaats van vergelding, vergeving in plaats van de gewone al te herkenbare reactie van lik op stuk en zero tolerance. Geestelijk omdraaien.
Ik heb gisteren gezegd dat ik het ook heel mooi en ook heel diepzinnig vind dat met dat omdraaien van Maria Magdalena alle schilderingen in onze kerk beginnen. En ik zou er nu aan toe willen voegen dat in alle schilderingen iets van dat omdraaien te vinden is. Ik ga nu niet de hele kerk rond omdat te laten zien, maar ik kan het niet nalaten even te wijzen op die twee donkere kapellen rechts van mij, links van u, ook omdat we op onze pelgrimage op het meer gevaren hebben en op de plek zijn geweest waar de verrezen Heer in Galilea met zijn leerlingen weer eet. In die middelste kapel worden Petrus en de andere leerlingen weer geroepen. Ze waren teruggegaan naar Galilea, zoals de verrezen Heer dat aan de vrouwen had gezegd, en ze weer gaan vissen alsof ze niet drie jaar met Jezus zijn opgetrokken, alsof de verrijzenis niet gebeurd is. En ze moeten dus weer geroepen worden, ze moeten zich weer omkeren, lichamelijk en geestelijk. Geestelijk omdraaien.
Op Pinksteren houdt Petrus dus een heldere toespraak vol begrip van wat gebeurd is met Pasen. Maar als we verder lezen in de Handelingen van de Apostelen, als we de geschiedenis van die jonge kerk horen, merken we al snel dat Petrus op Pinksteren dan wel luid en duidelijk praat, maar dat ook hij keer op keer tot beter begrip moet komen. Dat hij moet ontdekken dat bij God geen onderscheid van persoon is en vooral dat hij in discussie met de andere leerlingen moet ontdekken wat dat betekent. Misschien lees ik er teveel in, maar die twee verdere ontdekkingen staan wel boven die twee donkere kappellen in onze kerk. Geestelijk omdraaien.