Preek 22e zondag door het jaar 2023

Preek voor de 22ste zondag door het jaar 2023 Herwi Rikhof Cenakelkerk

Jer. 20,7-9 /Mt. 16, 21-27

Inleiding

Meestal vind ik een van de lezingen al voldoende voor mijn preek en vaak dan ook nog een gedeelte daaruit, maar vandaag wil ik straks stil blijven staan bij zowel de lezing uit de profeet Jeremia als bij het evangelie. De vorige week hebben we uit het evangelie van Matteüs een gedeelte gehoord van een centraal verhaal uit dat evangelie: de vraag van Jezus wie de mensen zeggen dat hij is en de vraag aan zijn leerlingen wie zij zeggen dat hij is. Petrus antwoordt daarop met een geloofsbelijdenis – u bent de Christus, de zoon van de levende God. Jezus reageert daar weer op met: en jij bent Petrus en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen. Een tekst die in de koepel van de St. Pieter in Rome staat afgebeeld. Vandaag horen we het vervolg, weer een gesprek tussen Jezus en Petrus, maar hoe Jezus Petrus nu noemt, staat niet in de St. Pieter. Toch lijkt me dat even belangrijk of misschien wel belangrijker.

Als eerste lezing horen we een gedeelte waarin de profeet Jeremia heel persoonlijk zijn hart uitstort, een tekst die aansluit wat Jezus zegt over je kruis opnemen, over je leven verliezen en vinden, Ik vind het wel mooi dat uitgerekend vandaag in het leesrooster van de kerk een tekst staat die mij als student al getroffen heeft en die bij de viering van veertig jaar priester-zijn natuurlijk meeklinkt.

We zijn begonnen met het Lied aan het licht, een lied dat vaak klinkt bij een uitvaart, maar dat ook klinkt in onze vormselvieringen. Een prachtig Paaslied met die mooie bede dat we niet uit elkaars genade vallen en doelloos en onvindbaar zijn.

Tijdens de offerande klinkt een van mijn favoriete liederen van de Engelse componist Thomas Tallis, If ye love me, een mooi voorbeeld van de kerkmuziek die ik tijdens mijn tijd in Oxford heb leren waarderen. Tijdens de communie een Spaans lied, voor het laatst gezongen bij de uitvaart van Cily Haffmans, een van die vele vrijwilligers die onze geloofsgemeenschap tot een gemeenschap maken, een eerbetoon aan al die vrijwilligers. En het sluit ook nog aan bij het evangelie.

Het slotlied is geschreven voor de bisschop die mij veertig jaar geleden gewijd heeft, mgr. Jan Bluyssen. Vijftien jaar geleden was hij aanwezig in de Taborkapel, een lied dat een beetje het volkslied geworden is van ons bisdom. Voor de rest is het een viering zoals altijd, een viering die ook de sporen draagt van Toon Rabou, die weliswaar niet mijn eerste pastoor was, maar in feite wel als zodanig functioneerde, zeker als we samen na de dagelijkse meditatie ontbeten, onze preken voorbereidden en ik hem kon vertellen wat de dag ervoor was voorgevallen in mijn eerste parochie Millingen aan de Rijn.

Preek

Ze hangen er weer: de banieren die melden dat de scholen weer begonnen zijn. Dat is ook wel te merken. Bij mij komen ’s morgen en ’s middags weer de jongeren uit Groesbeek langs fietsen. Als ik die banieren zie, kan ik het nalaten in mezelf te mompelen: ‘hoezo weer begonnen?’ Over de jaren dat ik docent was op de universiteit heb ik namelijk ontdekt, juist als docent, dat je nooit ophoudt leerling te zijn, De Franse term éducation permanente is een betere karakterisering voor dat levenslange proces dan ons Nederlandse formulering ‘voortgezette vorming’.

Permanent leren dat geldt zeker voor ons geloof. Dat klinkt door in het evangelie van vandaag. Simon, de zoon van Jona, mag dan wel door Jezus de bijnaam ‘Petrus’, ‘rots’ gekregen hebben, maar dat betekent niet dat hij alles al met onwrikbare zekerheid weet, dan betekent niet dat hij al weet wat hij beleden heeft: dat Jezus de Christus, de Messias, de Gezalfde van God is. Die les, die harde les, leert hij vandaag. Eerst krijgt Petrus te horen dat hij nog leerling is en zijn plaats niet weet: Ga weg daar, achter mij. Iemand die volgt, mag niet voorop lopen en zeker niet voor de voeten lopen. Petrus is nog leerling en wij weten dat hij leerling blijft. Hier in onze kerk is dat afgebeeld in de middelste zijkapel rechts: zijn roeping na de verrijzenis, wanneer hij weer is gaan vissen, weer zijn oude beroep weer heeft opgepakt alsof er niets gebeurd is en hij blijkbaar niets geleerd heeft. De man op de oever zegt hem dan het net aan de andere kant uit te werpen en dan wordt de verrezen Heer erkent. En boven die kapel staat afgebeeld dat Petrus wordt geroepen door de centurion Cornelius en dat hij dan ontdekt dat bij God geen onderscheid van persoon is, een principieel inzicht dat hij inbrengt in die eerste grote kerkvergadering die daarnaast staat afgebeeld.

Vervolgens zegt Jezus tegen Petrus dat dat hij zich meer laat leiden door menselijke overwegingen dan door wat God wil. Fundamenteler kan het niet, harder kan het. Geen opmerkingen over zijn goede bedoelingen of over zijn ijver, opmerkingen die je als docent leert maakt om je kritiek wat te verzachten. Jezus is een harde leermeester, geen zachte heelmeester. Wat zijn die menselijke overwegingen? Wat wil God? Waar zit die tegenstelling? In wat Jezus daarna zegt lijkt het te gaan om geen pijn tegenover wel pijn. Geen kruis opnemen tegenover wel kruis opnemen. De mens tegenover God. Een harde duidelijke les over lijden.

Hard wel, maar ook duidelijk? Zo duidelijk vind ik dat niet. De suggestie dat God het lijden wil, staat mij helemaal tegen, het idee dat geloven een pijnlijke kwestie is, het idee dat met God omgaan verre van vrolijk is, bevalt mij niet. Niet omdat ik graag opgewekt door het leven, door het geloofsleven wil gaan, maar omdat ik vind dat niet past bij ons geloof. We lezen toch elke zondag niet voor niets uit het evangelie, uit de goede, blijde boodschap.

In de parochie waar ik voor het eerst als pastor inviel, Bergharen, is me dat in alle scherpte duidelijk geworden. Ik heb het wel eens verteld, denk ik, maar zeker vandaag wil ik het nog eens vertellen, omdat het een van de belangrijke verhalen is van mijn afgelopen veertig jaar als priester.

De elektriciteit was uitgevallen en dat was niet zo snel te verhelpen. Ik zei toen in die vrij kleine kerk, dat iedereen naar voren kon komen – geen reactie -, dat ik wel op de oude preekstoel zou kunnen gaan staan – de oude mevrouw Verheijen die wel vooraan zat, knikte duidelijk nee – of, zei ik, moet ik harder gaan praten: algehele instemming. Na de mis vroeg ik mevrouw Verheijen: ‘dacht u als hij op die preekstoel gaat staan, dan begint het gedonder weer’ en ze zei kort en bondig: ‘ja’. Een Schrift-uitleg die mensen bang maakt, een geloofsverkondiging die angst inboezemt, is geen goede, heb ik daarvan geleerd. Dat is geen goede invulling van de opdracht die ik als diaken, als priester gekregen heb bij mijn wijding om het Woord van God te verkondigen.

Zo’n inzicht kan een flits zijn, maar als ik terugkijk, is dat bij mij niet het geval geweest. Ik ben in mijn eerste parochie, Millingen aan de Rijn, gaan werken eerst als pastoraal werken, daarna als diaken en daarna als priester, nadat ik gepromoveerd was in de theologie. Als theoloog ben ik priester geworden, misschien zelfs omdat ik theoloog was, ben ik priester geworden: dat theoloog-zijn heeft mijn jaren als priester in elk geval gekleurd.

Als theoloog denk je na over veel onderwerpen. Thomas van Aquino zegt zelfs ‘over alles’, maar dan wel in verband met God. En dus moet je niet alleen over dat verband nadenken, maar ook over God zelf. Van diezelfde Thomas heb ik geleerd dat je niet zomaar en ook niet zonder meer over God kunt denken en spreken. Denken en spreken over God moet je voorzichtig en eerbiedig doen, met aandacht voor de grenzen van wat je kunt zeggen en denken, met gevoeligheid voor het altijd anders-zijn van God, het altijd groter zijn van God. Én met aandacht ook voor het belang van het doen en laten van Jezus de Christus, die als de Zoon de uitleg is van de onzichtbare Vader zoals dat altijd op Kerstmorgen horen wanneer we de proloog op het Johannesevangelie lezen. Én met aandacht voor het belang van de onverwachte en beslissende werkzaamheid van de Heilige Geest in ons, die werkzaamheid die in deze kerk door Piet Gerrits zo duidelijk verbeeld is en verwoord is – kijk maar naar de koepel en naar de teksten tussen de ramen. Als theoloog moet ik dus gespitst zijn op het verrassende en ongehoorde van onze God Vader Zoon Geest.

Als ik zo over God nadenk , denk ik niet dat zegt Jezus vandaag in het evangelie zegt dat God lijden wil en wij niet. Want als je zo het evangelie verstaat, speel je God en mens tegen elkaar uit. Dat is precies het tegenovergestelde van wat Jezus Petrus en ons opdraagt om te doen: verbanden laten zien, God en mens bij elkaar houden. Precies dát hoort bij goed denken en spreken over God heb ik van de theoloog Piet Schoonenberg geleerd, die een tijdje mijn overbuurman op de Nijmeegsebaan was. Nee, ik denk dat het anders ligt. Ik denk dat Jezus Petrus terugwijst en hem zelfs satan noemt, omdat hij dat verband te oppervlakkig ziet en te beperkt voorstelt. Hij klinkt wel gelovig en vroom, maar is het niet. Petrus ziet het verband met God blijkbaar alleen maar in het mooie van het leven, op de momenten dat het goed gaat. God wil het lijden niet, maar wil wel in het lijden en zelfs sterven aanwezig zijn. Petrus begrijpt het niet, nog niet. Wat niet? Dat God ons in de ontzettende en onontkoombare eenzaamheid die wij allen meemaken of mee zullen maken, dat onze God ons precies dan niet alleen wil laten en met ons wil zijn. Dat zal de kern worden van het volgen van Jezus: ontdekken dat ook in die momenten van zijn leven, in zijn lijden en sterven, de Vader bij de Zoon is en dat de Geest van God op hem blijft rusten. Dat is de kern van ons geloof: dat wij als christenen, als kinderen van God, ook in ons lijden en sterven verbonden blijven met onze God, dat God Vader Zoon Geest in ons blijft wonen zoals we straks in dat mooie If ye love me zullen horen.

De tekst van Jeremia geeft vandaag aan die kern van ons geloof een ongemakkelijk realisme. Want in die tekst komt niet alleen dat verband tussen God en hem naar voren, maar ook het vaak moeilijke en soms zelfs dramatische van onze relatie met God naar voren. De vertaling die we gehoord hebben, is een enigszins terughoudende. Eigenlijk staat er in het begin: je hebt me verleid en ik ben verleid, je hebt mij verkracht en ik ben overweldigd. ‘Verleiding’ en ‘verkrachting’ zijn termen die in onze samenleving de laatste jaren terecht veel negatieve reacties oproepen: in de kerk, in de kunst, in de sport, in het onderwijs, in de gezondheidszorg, me too. Het zijn, zacht gezegd, ook ongemakkelijke termen als het gaat om onze relatie met God. Maar ik heb over de jaren ook geleerd dat dit soort uitspraken over onze relatie met God vooral uitspraken zijn over ons zijn, over onze gevoelens en emoties. En ook, dat het in onze relatie met God om dezelfde gevoelens en emoties gaat als in onze andere relaties. Hoe sterker, hoe belangrijker die relaties zijn, des te sterker de gevoelens en emoties zijn die meespelen. Dat de profeet in zijn relatie met God ook tegenstrijdige gevoelens noemt, maakt het alleen maar herkenbaarder. Enerzijds de moeite en de vermoeidheid van telkens opnieuw keuzes moeten maken, niet vanzelfsprekende posities moeten innemen, vragen durven stellen en kritisch zijn op wat gewoon is. En anderzijds merken dat het geloof een vuur in je hart is dat telkens oplaait en dat je toch kunt bedwingen en misschien ook niet wilt bedwingen. Die tegenstrijdigheid geeft aan dat permanent leren een speciale urgentie. Voor Petrus en voor Jeremia en voor….

Meer nieuws

Installatiemis pastoor Spiertz

De plechtige installatiemis is op zondag 24 september om 11.00 […]

Nieuw gezicht

Per begin deze maand is Jolanda Schoenmakers begonnen op het […]

Verhuizing parochiecentrum

Er is hard gewerkt: spullen zijn ingepakt, er is opgeruimd […]

Najaarsprogramma Ontmoetingskerk

Soms zijn we geneigd ons terug te trekken in onze […]

Toch weer Klaasmarkt!

Op zaterdag 28 oktober is er in en rond de […]