Er is een blindgeboren jongeman die door Jezus ‘verlicht’ wordt. In een dubbel opzicht ontvangt hij van Hem het licht in de ogen van het lichaam en van het hart. De apostelen en anderen vragen zich af, zoals men in die tijd gewoon was te doen, of de jongeman blindgeboren is vanwege de ‘erfzonde’ van het begin of door de zonden van zijn ouders. Is de hoogmoed van het eerste mensenpaar of die van zijn vader en moeder debet aan zijn fysieke blindheid? Geen van dit alles, laat Jezus hen weten. Het is een uitnodiging om open te gaan voor het geloof in de Mensenzoon, de beloofde Redder van Israël….
Er komt bij mij een beeld op van een vrouw die tijdens een gebedsdag kwam biechten. Ze had om haar moverende redenen gewacht tot het laatst en zij was diep verwondt door haar verleden. Het werd een diep luisterende ontmoeting. In naam van Jezus mocht ik haar de hand reiken. Zij werd in haar hart geraakt en ging open voor de Heer. Een stortvloed van tranen was het gevolg omdat zij zich ten diepste geheeld en ‘verlicht’ wist. De ogen van haar hart waren geopend door de immense liefde van God die alles vermag…
- in het 1e boek Samuel (16, 1b.6-7.10-13a) gaat de profeet op reis om David tot koning te zalven;
- in de brief aan de Efeziërs (5, 8-14) spreekt de apostel Paulus over het licht dat Christus is komen brengen;
- het evangelie volgens Johannes (9, 1-41) behandelt de genezen van de blindgeboren jongeman door Jezus.
Vanuit de profetische relatie tussen God en Samuel, krijgt hij het verzoek om op een niet ongevaarlijke missie te gaan. Terwijl koning Saul nog leeft, die door God verworpen is, moet Samuel de profetenhoorn vullen met kostbare olie om naar Bethlehem te gaan. Daar dient hij een van de zonen van Isaï te zalven tot Gods uitverkoren koning. Al snel blijkt dat Samuel met een al te menselijke blik kijkt naar de zonen van Isaï. Geen van de zeven aanwezige zonen is door de Heer uitverkoren. God kijkt naar het hart in plaats van naar het uiterlijk. De profeet vraagt of hij nog een zoon heeft. Ja, de jongste maar die is op het veld met de gevaarlijke taak om de schapen te hoeden. Zijn onvervaardheid zal hem later nog goed van pas komen. De achtste zoon is een herder, met mooie ogen en een prettig voorkomen hetgeen doet denken aan Jozef, de zoon van de aartsvader Jakob. Zijn naam is David. In het Hebreeuws betekent dit ‘lieveling’ of ‘vriend’. Deze naam en zijn mooie ogen verraden al veel over zijn innerlijke relatie met God. De ogen zijn immers de spiegel van de ziel. Hem heeft God uitgekozen. Hij wordt, zoals de profeten die gezalfd worden, ‘apart’ gezet voor de dienst aan God. Later zal hij na het heengaan van koning Saul op het slagveld, in twee etappes gezalfd worden tot koning van het gehele Joodse volk…
Het evangelie begint met de genezing van een blindgeborene op de Sabbat, de heilige dag waarop het volgens de ‘regels’ niet geoorloofd is om iemand te genezen. Noodzaak is de uitzondering op de regel, maar wat is dat? Ook is het goed te weten dat de ziekte van een mens door de Joden wordt gezien als een straf van God vanwege de begane zonden. Daarom is het niet vreemd dat de apostelen van Joodse oorsprong, de bewuste vraag aan Jezus stellen. Hij is echter door zijn Vader geroepen, zo zegt Hij, om zoals Hij goede werken te verrichten ongeacht of het Sabbat is of niet…
En dan begint het eigenlijke verhaal. Met ‘aardse’ stof en menselijk speeksel uit de mond van Jezus wordt hij ‘gezalfd’, om zich nadien te wassen in het water van de Siloam. Van dit water gelooft men dat het van tijd tot tijd bewogen wordt door een engel en een genezende werking heeft. Hemel en aarde werken samen om de jongeman te laten zien, allereerst met de ogen van zijn lichaam. Hij wordt herkend door zijn buren en ja, hij is het. Als hij hen vertelt dat Jezus dit gedaan heeft, willen zij weten waar Hij is. Van het een komt echter het ander, want Jezus’ handelen op de Sabbat wordt door het Joodse religieuze gezag niet geaccepteerd, laat staan gewaardeerd. Met de woorden ‘Geef eer aan God’ proberen zij hem van het geloof in Jezus ‘weg te halen’, hetgeen tot twee keer toe mislukt. Ook het appél aan zijn ouders is tevergeefs, ditmaal is de angst in plaats van het geloof de drijfveer. Dit alles wekt woede op bij de Farizeeën en de Schriftgeleerden. Zeker als de genezen jongeman opmerkt dat zij wel erg veel ‘interesse’ hebben in Jezus en of zij wellicht ook zijn leerlingen willen worden. Een teken van een getuigend geloof van de jongeman. Hij wordt de Tempel uitgeworpen en ontmoet Jezus voor de tweede maal die hem vraagt of hij in de Mensenzoon gelooft. Als de jongeman hoort wie dit is bevestigt hij de vraag met een volmondig ja. Niet alleen de ogen van het lichaam zijn door Jezus’ handelen geopend maar ook die van zijn hart. Hij heeft Jezus in geloof aangenomen als het ‘Licht van de wereld’, de beloofde Redder…
Wij zijn uitgenodigd om net zoals de jongeman, koning David en de vrouw uit het voorbeeld, kinderen van het Licht te zijn in woord en daad. Laten wij er dan niet voor kiezen om net zoals de Farizeeën en Schriftgeleerden, ziende blind te zijn maar openstaan voor de overvloedige genade die ons geschonken is in en door de Mensenzoon, Jezus, de zoon van God… AMEN
Overwegingen van achter ons liggende zondagen klik hier